Vergoedingen aan werknemers kunnen binnen de werkkostenregeling (WKR) worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover zo’n vergoeding niet binnen de vrije ruimte valt, wordt de vergoeding belast met 80% eindheffing.
Effectief betekent dat een heffing van (80/180 is) 44,44% over de vergoeding.
De vergoeding moet dan wel gebruikelijk zijn. Volgens de belastingdienst is een vergoeding van maximaal € 2.400 per jaar per werknemer in ieder gebruikelijk.
In een procedure die tot aan de Hoge Raad is gevoerd over een aandelenplan voor directieleden (waarde meer dan € 300.000), voerde de belastingdienst aan dat alleen al door de overschrijding van het standaardbedrag van € 2.400 de vergoeding ongebruikelijk was.
Dat vond de Hoge Raad te kort door de bocht. Als de belastingdienst vindt dat een vergoeding ongebruikelijk is, dan moet die zelf dat met feiten en omstandigheden onderbouwen.
Volgens de Hoge Raad moet de gebruikelijkheid van de vergoeding vergeleken worden met de werkkostenregeling voor andere werknemers bij dezelfde werkgever, met werkkostenregelingen voor collega’s van de werknemer in dezelfde functiecategorie en voor werknemers bij andere werkgevers.
Dat biedt mogelijkheden voor ondernemers/werkgevers om hogere vergoedingen (lees bonussen) toe te kennen aan hun werknemers.
Als een (hoge) bonus voor een specifiek beroep of functie dus gebruikelijk is binnen een bepaalde branche, kan die worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Het is dan aan de belastingdienst om te onderbouwen dat de vergoeding toch ongebruikelijk is.
Voer voor discussie dus. Maar de uitspraak van de Hoge Raad biedt ook ruimte om, fiscaal voordelig, wat extra’s te doen voor (bepaalde) werknemers!
https://www.vanvugt-vanhulten.nl/nieuwe-kleineondernemersregeling-vanaf-2020/