Bij een opslagbedrijf konden ondernemers en particulieren tegen vergoeding (delen van) containers huren om goederen in op te slaan. De openingstijden van het bedrijf waren beperkt. Het opslagbedrijf zorgde voor de bewaking, transportwagentjes in de opslagruimte, een bestelbus en een aanhangwagen. In de opslagruimte waren geen aansluitingen voor elektriciteit. Met de fiscus was in geschil of er sprake was van verhuur van een onroerende zaak. Hof Den Haag oordeelde dat er sprake was van verhuur van een onroerende zaak. Het opslagbedrijf kon geen voorbelasting in aftrek brengen. Uit het karakter van de huurovereenkomst was weliswaar af te leiden dat de opslag van goederen het doel was van het sluiten van de overeenkomst. Maar het opslagbedrijf voorzag daarin ook in het recht op het exclusieve gebruik van een afzonderlijke, afgebakende, ruimte. De Hoge Raad oordeelde dat de door het opslagbedrijf geleverde prestatie terecht was aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Die was onbelast voor de BTW. Volgens de Hoge Raad hadden de voor de opslag ter beschikking gestelde voorzieningen en de aanvullende dienstverlening geen toegevoegde waarde voor het ter beschikking stellen van een onroerende zaak.