Een BV kocht in 2005 een onroerende zaak. De zich daarop bevindende opstal werd gesloopt en vervolgens werd in 2006 nieuwbouw gepleegd. Van begin af aan was het de bedoeling dat een 6% aandeelhouder van de BV met zijn gezin de nieuwgebouwde woning zouden gaan betrekken. De woning was hun ook al ter beschikking gesteld. Er was echter geen huurovereenkomst opgemaakt. In 2009 werd evenmin huur betaald. Na het overlijden van vader, die ook aandelen had in de BV, werd besloten dat het 6% aandelenbelang wegens onenigheid binnen de familie verkocht zou worden. Dit leidde ertoe dat de woning in 2009 werd verkregen voor € 835.000. Die prijs was bepaald aan de hand van een verrichte taxatie. De kosten van aanschaf, overdrachtsbelasting, sloop en nieuwbouw waren voor de BV ruim vier ton hoger geweest. Volgens de fiscus leidde dat tot een uitdeling en betekende dit een voordeel uit aanmerkelijk belang. Er werd nagevorderd over 2009. In beroep oordeelde de Rechtbank Gelderland dat de winstuitdeling van de BV al had plaatsgevonden ten tijde van de sloop en nieuwbouw. Dat was in 2006/2007 en niet in 2009 toen de onroerende door de aandeelhouder werd gekocht. De fiscus had dus over een onjuist jaar nagevorderd. De navorderingsaanslag kwam voor wat betreft de uitdeling te vervallen.
uitspraak: |
|
|
|