Een aandeelhouder van een BV verhuurde een pand aan de onderneming van de dochtervennootschap van die BV. In april 2010 sprak de aandeelhouder met zijn dochter af dat die de onderneming zou overnemen. In december 2010 stelden ze de overnameovereenkomst op. Daarbij werd de onderneming verkocht. Op 31 januari 2011 werd de akte van aandelenoverdracht getekend en werden de aandelen in de dochtervennootschap verkocht. De fiscus was onder meer van mening dat de terbeschikkingstellingsregeling als gevolg van de verhuur van het pand pas was beëindigd in 2011 omdat in december 2010 weliswaar het belang in de onderneming was overgedragen, maar er toen nog geen overeenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank was het daarmee eens. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde echter in hoger beroep dat de terbeschikkingstelling van het pand in 2010 was geëindigd. Volgens het hof was het namelijk aannemelijk dat de economische eigendom van de aandelen al op 22 december 2010 bij de koper was komen te rusten. De akte van 22 december 2010, waarbij de onderneming door de BV was overgedragen, was mede door de koper ondertekend. Daarmee was in de periode tussen 10 december 2010 en 22 december 2010 een eind gekomen aan de terbeschikkingstelling van het pand.