Als u in het verleden bij de inbreng van uw onderneming in de eigen B.V. een zogenaamde stakingslijfrente heeft bedongen, zijn er meerdere mogelijkheden om die uit te keren.
U heeft de keuze uit een oudedagslijfrente, een tijdelijke oudedagslijfrente, een overbruggingslijfrente of een nabestaandenlijfrente.
- De oudedagslijfrente is een lijfrente-uitkering tot uw overlijden. De uitkeringen mogen niet stoppen voor uw overlijden; dit is dus een levenslange uitkering. De uitkering mag op elk gewenst moment ingaan, maar uiterlijk 5 jaar na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt.
- Bij een tijdelijke oudedagslijfrente ontvangt u minimaal vijf jaar lang een lijfrente-uitkering, die ingaat in het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt of in de vijf jaar daarna. De uitkeringen stoppen op een vastgestelde einddatum, bijvoorbeeld als u 80 jaar wordt. Het jaarlijkse bedrag van de uitkeringen mag in een kalenderjaar niet hoger zijn dan € 21.741 (2019);
- De overbruggingslijfrente is alleen toegestaan voor lijfrentekapitaal dat u heeft opgebouwd vóór 2006. De lijfrente-uitkeringen moeten (naar keuze) uiterlijk eindigen in het jaar:
- waarin u 65 jaar wordt;
- waarin u de AOW-leeftijd bereikt;
- waarin een pensioen van u ingaat.
Het jaarlijkse bedrag van de uitkeringen mag niet hoger zijn dan € 63.288.
- Bij een nabestaandenlijfrente ontvangen uw nabestaanden direct na uw overlijden een lijfrente-uitkering. Deze uitkeringen eindigen pas als zij overlijden. Er geldt een uitzondering voor kinderen jonger dan 30 jaar.