De rente op uw spaartegoed is zeer laag. Toch betaalt u daar nog flink belasting over. De wet gaat er namelijk nog steeds van uit dat u 4% rente ontvangt. Over dat rendement moet u dan ook nog eens 30% belasting betalen. Per saldo is dat dus 1,2% belasting over uw vermogen. Van een rente van 2%, wat tegenwoordig al aan de hoge kant is, blijf dan nog maar 0,8% netto over. Dat is al een belastingdruk van 60%. Zelfs geldt: hoe lager de rente, hoe hoger de belastingdruk. U kunt maatregelen treffen om belasting te besparen. Door bijvoorbeeld te sparen bij uw eigen BV kunt u deze belastingheffing beperken. In een BV betaalt u geen belasting over de fictieve rente van 4%, maar over de daadwerkelijk ontvangen rente. In de meeste gevallen geldt daarbij een vennootschapsbelastingtarief van 20%. Bij het uitkeren naar privé van de ontvangen rente minus die betaalde belasting (de nettowinst) bent u nog eens 25% inkomstenbelasting verschuldigd. Dit jaar is dat overigens maar 22%. Per saldo is dan sprake van een belastingdruk van 40% (37,6% in 2014). Van een rente van 2% blijft dan netto dus nog 1,2% over.
U kunt spaargeld in een BV storten als aandelenkapitaal of als agio. Wanneer u die nog niet heeft zou u er zelfs een BV voor kunnen oprichten, afhankelijk van de hoogte van uw vermogen. Aan te bevelen is om een storting tegen het einde van het jaar te doen. Omdat in box 3 de peildatum 1 januari is, wordt tot die tijd het rendement in privé toch al niet belast. Andere mogelijkheden zijn het uitlenen van dat geld aan de BV en/of het teruglenen van de BV. Daarvoor gelden dan weer andere spelregels, maar ook daarmee is belastingvoordeel te behalen.
Een bijkomend voordeel van het storten van spaargeld in de BV kan zijn dat u geen last meer heeft van de vermogenstoets bij onder meer de huur- en zorgtoeslag of AWBZ-bijdrage.
Kijk dus nog eens goed naar de mogelijkheden met uw spaargeld.
Van Vugt & Van Hulten Belastingadviseurs, augustus 2014