Een werknemer met een auto van de zaak beschikte over een verklaring geen privégebruik auto. Uit een onderzoek van de fiscus bleek dat er onvolkomenheden waren in de rittenadministratie. Zo bleek uit gegevens van het KLPD dat de auto diverse malen op de A16 was gesignaleerd. Dit terwijl de werknemer volgens zijn rittenadministratie op die momenten ergens anders met de auto had gereden, of zelfs helemaal niet met de auto had gereden. De fiscus legd vervolgens naheffingsaanslagen op met verzuimboetes. In beroep stelde de werknemer dat het gebruik van (foto)camerabeelden van het KLPD in strijd was met de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant kreeg hij geen gelijk. In hoger beroep vond Hof ‘s-Hertogenbosch dat er door het gebruik van de foto’s van de KLPD in beginsel wel een inmenging van het openbaar gezag in het privé leven had plaatsgevonden. Het Hof vond echter ook dat hier sprake was van een geoorloofde inbreuk op het recht op privacy. Deze inbreuk was volgens het Hof bij wet geregeld en was ook noodzakelijk in het belang van het economische welzijn van het land. Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat de fiscus over de met camera’s verzamelde gegevens had beschikt zonder de daarvoor vereiste wettelijke grondslag. Dat was in strijd met de privacy. Daarom kon de informatie niet door de fiscus worden gebruikt om daarop de naheffingsaanslagen te baseren. Voor het verzamelen, vastleggen, bewerken, bewaren en gebruiken van de ANPR‑gegevens was een voldoende precieze wettelijke grondslag nodig. De inmenging in het privéleven moest berusten op een naar behoren bekend gemaakt wettelijk voorschrift. Daaruit zou een burger met voldoende precisie moeten kunnen opmaken welke op zijn privéleven betrekking hebbende gegevens met het oog op de vervulling van een bepaalde overheidstaak konden worden verzameld en vastgelegd. Ook moest een burger kunnen weten onder welke voorwaarden die gegevens met dat doel konden worden bewerkt, bewaard en gebruikt. Er was volgens de Hoge Raad niet één wettelijke bepaling die de fiscus voor de gevolgde handelwijze een dergelijke voldoende precieze grondslag had verschaft. Na verwijzing moet Hof Arnhem-Leeuwarden opnieuw gaan beoordelen of de werknemer het vereiste bewijs had geleverd dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt. Het Hof moet dat dan doen zonder ditmaal rekening te houden op de met behulp van ANPR-camera’s verzamelde gegevens.