Bij een huurder van een woning was in 2011 een hennepkwekerij aangetroffen met 212 planten. De huurder was daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. In de strafprocedure was de ontnemingsvordering, vastgesteld op € 13.384. Daarbij was uitgegaan van één geslaagde oogst. Met de fiscus was in geschil of er in 2010 en 2011 inkomsten uit hennepteelt waren genoten en of de vergrijpboetes terecht waren opgelegd. De Rechtbank Den Haag oordeelde dat niet aannemelijk was dat er in 2011 was geoogst. Dit gelet op de grootte van de aangetroffen hennepplanten en een gemiddelde kweekcyclus van tien weken. Met betrekking tot 2010 was wel aannemelijk gemaakt dat er in ieder geval één oogst was geweest. Ook was aannemelijk dat daaruit inkomsten waren genoten. In het strafrechtelijke en het ontnemingsvonnis was uitgegaan van een exploitatieperiode vanaf 1 oktober 2010. Aangezien de aanslag was gebaseerd op twee oogsten was het beroep voor een deel gegrond. De boete voor 2010 werd verlaagd tot 40%. Dit omdat de aanslag met toepassing van omkering van de bewijslast was vastgesteld.