Een gastouder verrichtte sinds 2014 werkzaamheden en had plaats voor opvang van zes kinderen. De opvang vond thuis plaats. In 2014 was een overeenkomst gesloten met één gastouderbureau, in 2015 met vijf verschillende gastouderbureaus en in 2016 met nog drie andere gastouderbureaus. Verder verzorgde de gastouder zelf de gehele acquisitie en wierf ook zelf de opdrachtgevers. De gastouder kwalificeerde het resultaat dat met de opvang was behaald als winst uit onderneming; de fiscus als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat sprake was van winst uit onderneming. De rechtbank achtte daarbij van belang dat er voor vijf opdrachtgevers was gewerkt en dat er met elk van die opdrachtgevers een overeenkomst was gesloten voor de opvang en de verzorging van kinderen. Verder bepaalde de gastouder zelf, onafhankelijk van het gastouderbureau, hoeveel uren en wanneer er werd gewerkt en hoe hoog de tarieven waren. De omzet vertoonde een stijgende lijn en er werd ook (ondernemers)risico gelopen. Dat het gastouderbureau een rol speelde bij de door de gastouder verzorgde kinderopvang vond de rechtbank niet van belang. Dit omdat de gastouder nu eenmaal wettelijk verplicht was om werkzaamheden als gastouder door tussenkomst van een gastouderbureau te verrichten.