Nieuwsbrief september 2014

MEDISCHE BTW-VRIJSTELLING VOOR BIJZONDERE WERKZAAMHEDEN
Een van de maten van een maatschap van in het ziekenhuis werkzame gynaecologen had deelgenomen aan de coördinatie en afstemming tussen de afdelingen in het ziekenhuis (medisch management). De maatschap had daarvoor van het ziekenhuis een bedrag ontvangen uit het variabele deel van het honorarium, dat met de zorgverzekeraars was overeengekomen. Met de fiscus was in geschil of over dat bedrag omzetbelasting was verschuldigd. De rechter was van mening dat het bedrag dat een van de maten had ontvangen voor medisch management vrijgesteld was van omzetbelasting. De vergoeding voor deze bijzondere werkzaamheden werd betaald uit het honorarium dat de medisch specialisten toekwam. De verdeling van het honorarium leidde er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat bij verdeling van het variabele deel sprake was van vergoedingen voor andere diensten dan die waarvoor het honorarium door de zorgverzekeraars was betaald. Voor zover bij de verdeling van het variabele deel rekening werd gehouden met medisch management, was geen sprake van een dienst aan het ziekenhuis. De verdeling van het variabele deel was immers een zaak van de maatschap zelf. Het beroep werd gegrond verklaard.

DOOR OUDERS BEWOONDE WONING GEEN SCHENKING
Eind 1991 kocht een zoon een woning die hij in eerste instantie met zijn ouders en broer ging bewonen. De zoon trouwde in 1993 en verhuisde in verband met zijn carrière naar het buitenland. De ouders bleven n de woning wonen. Er werden geen afspraken gemaakt over de duur van de bewoning. De ouders betaalden geen enkele vergoeding aan hun zoon voor het gebruik van de woning. De zoon keerde in 2008 terug naar Nederland en kocht een andere woning. Daar ging hij met zijn vrouw wonen. De fiscus was van mening dat de ouders in 1995 een schenking van € 67.650 van hun zoon hadden ontvangen. Er werd een aanslag recht van schenking opgelegd van € 23.778. Het geschil werd aan de rechter voorgelegd. In hoger beroep oordeelde Hof Amsterdam dat er in 1995 geen sprake was van een schenking. Het hof stelde daarbij dat de zoon het woongenot direct kon opeisen. Hij was volgens het hof dan ook niet verarmd. Verder merkte het hof op dat de zoon ook niet was verarmd met de huuropbrengsten die hij had kunnen bedingen. Volgens het hof kon iemand namelijk niet verarmen met iets wat nooit tot zijn vermogen had behoord. De aanslag schenkingsrecht kwam te vervallen.

NIEUW BESLUIT ONDERWIJSVRIJSTELLING BTW
De Staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd. Dat heeft betrekking op de onderwijsvrijstelling in de omzetbelasting. Er is ingegaan op het onderscheid tussen openbare en bijzondere onderwijsinstellingen en op de gevolgen van dat onderscheid. Ook is er een nieuwe regeling voor taalonderwijs opgenomen. Zo is niet specifiek op een bepaalde beroepsuitoefening gericht taalonderwijs (algemeen vormend onderwijs) van BTW vrijgesteld. Met betrekking tot taalonderwijs dat wel specifiek is gericht op een bepaalde beroepsuitoefening, is het voor de BTW-vrijstelling noodzakelijk dat inschrijving in het RKBO (register kort beroepsonderwijs) heeft plaatsgevonden.

HARTPATIËNT DIE IN NEDERLAND OVERLEED WOONDE HIER NIET
Een hartpatiënt vertrok in 1996 naar het buitenland. Hij startte daar een onderneming die hij in 2008 voor 71,5 mln dollar verkocht aan een Amerikaanse multinational. Hij werd voor zijn hartaandoening af en toe in Nederland behandeld. Op 31 december 2008 reisde hij naar Nederland en werd drie weken later in het ziekenhuis opgenomen in verband met zijn hartkwaal. Hij overleed vervolgens enige tijd later in het ziekenhuis. De fiscus was van mening dat hij ten tijde van zijn overlijden (mede) in Nederland woonde. Daarom werd een aanslag erfbelasting opgelegd aan de zoon naar een belaste verkrijging van ruim € 21,5 mln. De rechtbank Zeeland – West-Brabant oordeelde dat de fiscus niet aannemelijk had gemaakt dat de hartpatiënt ten tijde van zijn overlijden in Nederland woonde. Uit de aangedragen feiten en omstandigheden bleek dat het duurzame middelpunt van de persoonlijke levensbelangen tot aan zijn overlijden enkel en alleen op een tropisch eiland lag. Volgens de rechtbank had de fiscus geen enkele concrete omstandigheid aangevoerd op grond waarvan moest worden aangenomen dat de hartpatiënt in de laatste fase van zijn leven in Nederland zou hebben gewoond. De woonplaats was voorafgaand aan het overlijden niet verlegd naar Nederland.

GEEN BRON VAN INKOMEN VOOR HONDENSCHOOL
Vanaf 2001 werd in de vorm van een eenmanszaak een hondenschool geëxploiteerd. Daarnaast genoot de exploitant tot en met 2011 inkomsten uit dienstbetrekking en in 2012 een WW-uitkering. In de IB-aangiften over 2011 en 2012 werden verliezen uit onderneming aangegeven van € 10.378 resp. € 7.927. In geschil was of het exploiteren van de hondenschool een bron van inkomen zou vormen. De exploitant deed een beroep op het vertrouwensbeginsel. Bij het boekenonderzoek zou namelijk zijn toegezegd dat de correcties van 2011 en 2012 zouden worden teruggedraaid als in 2013 winst zou worden gemaakt. De Rechtbank Den Haag vond dat niet aannemelijk was gemaakt dat er voordeel was beoogd. Evenmin was redelijkerwijs een voordeel te verwachten. Gelet op de structurele verliezen en het feit dat in het beroepschrift was gesteld dat de hondenschool eigenlijk geen commercieel bedrijf was, vormde de school voor 2011 en 2012 geen bron van inkomen. Pas in 2013 werd een zeer bescheiden winst gemaakt. Hoewel niet was uitgesloten dat later alsnog een bron van inkomen zou ontstaan, had dit voor 2011 en 2012 geen effect. Het was ook niet aannemelijk dat de controleur een toezegging had gedaan. Er was blijkbaar sprake van een misverstand.

ONBELAST UITKEREN VAN DIVIDEND AAN ERFGENAMEN VAN A-B AANDELEN
Recent is een eerder genomen beleidsbesluit gewijzigd. Daardoor is de mogelijkheid tot het onbelast uitkeren van dividenden aan erfgenamen van vererfde aanmerkelijkbelangaandelen (a-b aandelen) uitgebreid. Volgens de staatssecretaris zou de verkrijger krachtens erfrecht onbelast dividend kunnen genieten op zowel de vererfde aandelen/winstbewijzen als op de aandelen/winstbewijzen van dezelfde soort in dezelfde vennootschap die al in het bezit waren op het tijdstip van overlijden. Ook is onder voorwaarden goedgekeurd dat de erfgenamen voor wie de wettelijk vereiste 24-maandentermijn al verstreken is, desgewenst alsnog gebruik kunnen maken van deze faciliteit.

 

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.