DOOR ONTBREKEN BORGSTELLINGSVERGOEDING WAS BORGSTELLING ONZAKELIJK
Een directeur aandeelhouder (DGA) van een BV stond borg voor de schulden van twee Werk-BV’s. Hij werd als borg aangesproken. In geschil met de fiscus was daarna of de betalingen in het kader van de borgstelling in mindering konden komen op het inkomen uit werk en woning. Hof Amsterdam oordeelde dat er sprake was van een onzakelijke borgstelling omdat er geen borgstellingsvergoeding was bedongen. Dit gold ook met betrekking tot de zekerheden. Doordat de borgstelling uit aandeelhoudersmotieven was ontstaan kon het afwaarderingsverlies niet in mindering worden gebracht op het inkomen uit werk en woning. Er was nog wel sprake van een informele kapitaalstorting.
KOSTEN ROLSTOELTOEGANKELIJK MAKEN WONING AFTREKBAAR
Een koopwoning werd in de loop van 2004 aangepast in verband met de invaliditeit en rolstoelafhankelijkheid van de eigenaar. Ook hadden er aan de woning onderhouds- en verbouwingswerkzaamheden plaatsgevonden. Op 12 januari 2008 was een medische verklaring van de huisarts ontvangen waarin stond dat de woning op medisch advies was aangepast. Al in 2003 en 2004 hadden revalidatieartsen de huisarts op de hoogte gebracht van lichamelijke beperkingen. De in de aangifte geclaimde aftrek voor de verbouwing werd door de fiscus niet geaccepteerd. Dit omdat de aanpassingen aan de woning plaats hadden gevonden voorafgaand aan de afgifte van de verklaring van de huisarts. Toch werd het beroep gegrond verklaard. De kosten konden als buitengewone uitgaven in aanmerking worden genomen omdat sprake was van aanpassingen op medisch voorschrift. Niet relevant was of die achteraf was afgegeven.
VOOR ARBEIDSRELATIE STARTER WAREN OOK TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN VAN BELANG
Een recent voor zichzelf begonnen personal trainer gaf kick- en thaibokslessen bij sportscholen. De fiscus gaf eind december 2011 voor het jaar 2012 een verklaring arbeidsrelatie af voor ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ voor het geven van die lessen. De personal trainer stelde dat er sprake was van winst uit onderneming en maakte bezwaar tegen de VAR-verklaring arbeidsrelatie. Uiteindelijk oordeelde de Rechtbank Arnhem dat er sprake was van ondernemerschap. De personal trainer had aannemelijk gemaakt dat hij voldoende zelfstandigheid had en streefde naar continuïteit van zijn opdrachten. Ook liep hij diverse risico’s zoals debiteuren-, ziekte- en invaliditeitsrisico. Verder gaf de personal trainer voldoende bekendheid naar buiten toe, o.a. via Facebook. Dat hij geen investeringen deed was niet van belang. Hierdoor moest als ondernemer worden aangemerkt en er diende een verklaring arbeidsrelatie ‘winst uit onderneming’ te worden afgegeven.
WINSTCORRECTIE VOOR TE HOGE HUUR
Een Werk-BV huurde een pand van haar Holding-BV voor een huurprijs van € 6.100 per maand. Op 13 mei 2002 werden de aandelen in de Holding-BV verkocht aan een nieuwe Holding-BV. Met ingang van juni 2002 vormden de BV’s een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting . Na 13 mei 2002 kwam de Holding-BV met de Werk-BV overeen dat de huur over de periode januari 2000 tot en met mei 2002 moest worden verhoogd tot een bedrag van € 12.000 per maand. De Werk-BV bracht in 2002 het bedrag van de verhoging van de huur van in totaal € 142.397 in aftrek�op de behaalde winst. Uiteindelijk besliste de rechter dat de kosten met betrekking tot de verhoging van de huur geen invloed hadden op de hoogte van het eindvermogen van het voorgaande boekjaar. Een onafhankelijke derde zou zo niet met terugwerkende kracht een huurverhoging accepteren. Ook werd niet onderbouwd waarom dan de huurverhoging alleen was doorgevoerd voor de periode vanaf januari 2000 en niet ook voor de te lage huurprijs over de periode daarvoor. De winst werd gecorrigeerd.
ROW BIJ VOOR PRIVÉDOELEINDEN ONTTROKKEN VERMOGEN
Een belastingadviseur was tevens beheerder van het vermogen van een inmiddels overleden cliënte. Die was overleden op 19 oktober 2002. Deze cliënte had haar vermogen ondergebracht in een Stichting met een ANBI doelstelling. De Stichting was als enig erfgenaam aangemerkt. De belastingadviseur was benoemd tot executeur-testamentair. Na het overlijden van de cliënte trad de belastingadviseur in dienst van de stichting voor één dag per week met ingang van 1 december 2002. De Stichting deed diverse betalingen ten behoeve van de persoonlijke verrijking van de adviseur. Dit onder andere door de aanschaf van vakantiehuisjes in Tsjechië en de oprichting van een BV in Tsjechië. Bij een boekenonderzoek in 2007 legde de fiscus navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen op. Er zou sprake zijn van resultaat overige werkzaamheden (ROW) bij de belastingadviseur. De rechter was het daarmee eens. De Rechtbank Arnhem oordeelde dat de belastingadviseur feitelijk besliste welke uitgaven de Stichting deed. De belastingadviseur had gebruik gemaakt van zijn kennis. Er was sprake van het onttrekken aan vermogen van de Stichting. Ook had de Rechtbank vastgesteld dat sommige van de behaalde voordelen konden worden aangemerkt als resultaat overige werkzaamheden omdat de belastingadviseur niet bevoegd was voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden bij de Stichting. Een aantal behaalde voordelen konden worden aangemerkt als inkomen uit de dienstbetrekking. De opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen bleven in stand. Er was ook terecht een navorderingsaanslag recht van successie opgelegd aan de Stichting. De fiscus had terecht vastgesteld dat de Stichting niet als algemeen nut beogende instelling kon worden aangemerkt.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.