CRISISMAATREGEL: GEBRUIKELIJK LOON TE VERLAGEN BIJ OMZETDALING
De staatssecretaris van Financiën heeft een tijdelijke goedkeuring gegeven voor het verlagen van het gebruikelijk loon in geval van omzetdaling. Bij omzetdalingen mag het gebruikelijk loon in 2009 en 2010 naar evenredigheid lager zijn. Goedgekeurd is dat het gebruikelijk loon over 2009 en 2010 wordt bepaald volgens de navolgende berekeningen (omzet exclusief de omzetbelasting):
– Gebruikelijk loon 2009 = A x B/C
– Gebruikelijk loon 2010 = A x D/C
A = het gebruikelijk loon over 2008; B = de omzet over het eerste kalenderhalfjaar van 2009; C = de omzet over het eerste kalenderhalfjaar van 2008; D = de omzet over het eerste kalenderhalfjaar van 2010.
Wegens het ontbreken van omzetgegevens mag het gebruikelijk loon gedurende het eerste kalenderhalfjaar van 2010 aansluiten bij het niveau van 2009. Uiteraard zijn aan deze goedkeuring voorwaarden verbonden. Een belangrijke voorwaarde is dat de rekening-courantschuld of het dividend niet mag toenemen als gevolg van het lagere gebruikelijk loon. Zo nodig is vooroverleg met de fiscus mogelijk over de toepassing van deze goedkeuring.
LIDMAATSCHAP GOLFCLUB BELAST
De directeur aandeelhouder (DGA) van een Beheer-BV had een persoonlijk lidmaatschap afgesloten bij een golfclub. Een deel van de kosten die hiermee samenhingen kwam voor rekening van de BV. Volgens de fiscus was sprake van loon in natura. De Rechtbank Arnhem oordeelde dat de beoefening van de golfsport in het algemeen tot de privésfeer behoorde. Er was geen aanleiding om aan te nemen dat dit hier anders zou zijn. Niet aannemelijk was dat het lidmaatschap voornamelijk was aangegaan in het kader van de klantenbinding. Ook van vergoedingen of verstrekkingen ter bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking was geen sprake. Wel werd de boete vernietigd omdat sprake was van een pleitbaar standpunt.
REKENING-COURANT GEDEELTELIJK NAAR PRIVÉ
De eigenaar van een administratiekantoor zette zijn onderneming voort na zijn 65e en werkte nog voor een paar klanten. Voor privé-uitgaven nam hij echter structureel meer geld uit de onderneming op dan de lage winsten toelieten. De opnamen werden gefinancierd met een rekening-courantkrediet. Omdat de bank meer zekerheid vroeg financierde hij de opnamen daarna met een hypothecaire lening op zijn woning. Die lening nam toe van € 150.000 in 2003 tot € 212.500 in 2007. Vervolgens ontstond discussie met de fiscus of de in 2005 betaalde rente van € 7.320 ondernemingskosten vormden. De fiscus stelde dat de hypothecaire lening als privé-vermogen aangemerkt moest worden zodat de rente niet aftrekbaar was. De rechter besliste dat het ging om een rekening-courant die werd gebruikt voor het ontvangen van betalingen van klanten en voor het doen van zakelijke uitgaven, en daarnaast ook voor de financiering van privé-uitgaven. Door het gemengde gebruik vormde de rekening-courant keuzevermogen. Dat mocht tot het ondernemingsvermogen gerekend worden, ook als het saldo van de rekening-courant negatief werd. Een verplichte overgang naar het privévermogen zou zich pas voordoen wanneer een gedeelte van de rekening-courantschuld duurzaam geen band met de onderneming meer had. De rechter stelde vast dat die situatie zich voordeed voor zover de rekening-courant was omgezet in de hypothecaire schuld van € 150.000. Daarvan was namelijk € 25.000 gebruikt voor een belegging in privé van aandelen en € 125.000 voor de aflossing van zijn oude rekening-courantschuld.
ARCHITECT DIE KANTOORPANDEN BOUWDE VOOR DE VERHUUR GENOOT BELASTE INKOMSTEN
Een architect en stedenbouwkundige was DGA van een BV. Begin 1999 werden hem twee percelen grond te koop aangeboden voor de bouw van twee kantoorpanden. De architect kocht de grond in 1999 en startte met de voorbereidingen van de bouw van de kantoorpanden. Begin 2002 was de bouw van de panden afgerond. De architect verantwoordde de panden in zijn IB-aangifte voor het jaar 2001 als box 3-vermogen. De fiscus corrigeerde de aangifte. De fiscus stelde dat er sprake was van een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Het Gerechtshof Den Haag besliste dat de architect voor eigen rekening en risico als zelfstandig projectontwikkelaar was opgetreden. Hij wilde op de door hem gekochte grond kantoorpanden laten bouwen en deze gaan verhuren. Voor het Hof was van belang dat de architect zich in alle fasen, vanaf de oriënterende gesprekken over de aankoop van de grond tot en met de bouw en de oplevering van de kantoorpanden, in verregaande mate met het bouwproject had bemoeid. Volgens zijn agenda vormde dit project in de jaren 1999-2002 zelfs het grootste deel van zijn werk. De werkzaamheden waren ook niet door zijn BV verricht. Hij had namelijk alle activiteiten steeds op eigen naam verricht. Hij moest de grond van de aankoop af voor de waarde in het economische verkeer op zijn ROW-balans opnemen en het geheel na realisatie van de panden voor de waarde in het economische verkeer op dat moment naar zijn box 3-vermogen overbrengen. De daarbij gerealiseerde waardestijging behoorde tot de inkomsten uit overige werkzaamheden.
CORRECTIES AANGIFTE VENNOOTSCHAPSBELASTING DOOR ONTTREKKINGEN
Een BV had een vordering op haar DGA. De BV bracht geen rente in rekening op deze vordering. Tegelijk had de BV een schuld aan de DGA voor onder andere goodwill. Daarover vergoedde de BV wel rente: 10%. De marktrente bedroeg in het jaar 2000 circa 5%. Over de vordering en de schuld waren geen schriftelijke afspraken gemaakt. De fiscus corrigeerde de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2000 onder andere met een onttrekking vanwege het niet-betalen van rente over de schuld en een onttrekking vanwege het door de BV betalen van de (te) hoge rente van 10%. Na hoger beroep besliste het Hof Leeuwarden dat de BV en haar DGA zich ervan bewust moeten zijn geweest dat de DGA door het niet in rekening brengen van rente werd bevoordeeld. Het voordeel dat de BV zich daarmee had laten ontgaan was terecht gecorrigeerd. Vervolgens besliste het Hof ten aanzien van de schuld aan de DGA dat voor het verschil tussen de betaalde rente van 10% en de markrente sprake was van een uitgave met een niet-zakelijk karakter. De BV had met een algemene verwijzing naar verschillende vormen van kredietverstrekking niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval van de markrente moest worden afgeweken.
GEEN AFTREK HYPOTHEEKRENTE BIJ SLOOP NIEUWE EIGEN WONING
Een particulier kocht in juli 2002 een perceel grond met daarop een boerderij. In de loop van 2003 werd duidelijk dat de grond waarop de boerderij stond nodig was voor een reconstructie van de watergangen en de aanleg van een nieuw gemaal, zodat het oorspronkelijke plan, om de boerderij na een renovatie te gaan bewonen, niet uitgevoerd zou kunnen worden. De hypotheekrente ter zake van de boerderij werd in aftrek gebracht in de aangiften. De fiscus corrigeerde de in 2004 afgetrokken hypotheekrente. Volgens de fiscus was geen sprake van een eigen woning. De rechter vond dat terecht. In 2003 was komen vast te staan dat de boerderij zou worden gesloopt en dus vanaf dat moment niet meer kwalificeerde als eigen woning. Volgens de rechtbank zou de hypotheekrente in 2004 alleen dan nog aftrekbaar zijn geweest als er sprake was van een (eigen) woning in aanbouw. In dat jaar was echter niet begonnen met de bouw van een nieuw te bouwen woning en was er ook geen bouwaanvraag ingediend. Vervolgens besliste de rechtbank nog dat een stuk grond waarvoor de intentie bestond om die te gaan bebouwen niet was aan te merken als een ‘woning in aanbouw’.
DGA ONDANKS ARREST VAN DER STEEN AANSPRAKELIJK VOOR BELASTINGSCHULD FISCALE EENHEIDSDOCHTER
Een DGA van twee vennootschappen ontving in 2003 van de fiscus een beschikking waardoor de DGA met de beide vennootschappen vanaf 1 januari 2003 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormde. In 2006 stelde de ontvanger de DGA voor een aantal belastingaanslagen van een inmiddels failliet verklaarde dochter-BV aansprakelijk. Het Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelde dat de DGA ondanks het arrest Van der Steen terecht aansprakelijk was gesteld voor de niet betaalde belastingaanslagen van de fiscale eenheidsdochter. Vaststond dat de fiscus in 2003 een beschikking fiscale eenheid had afgegeven. De DGA had hiertegen geen bezwaar of beroep aangetekend. Daardoor was de beschikking onherroepelijk. Onder deze omstandigheden hielp het de DGA niet, dat de Europese rechter had beslist dat een DGA geen ondernemer was voor de BTW en daarom geen deel kon uitmaken van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Uit de rechtspraak volgde niet dat een afgegeven beschikking geen betekenis meer heeft wanneer na het onherroepelijk worden kwam vast te staan dat zij ten onrechte was afgegeven.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.