Nieuwsbrief november 2011

HALVERING VERZUIMBOETE WEGENS GERINGE OMZET
Een BV moest voor 1 juni 2010 aangifte vennootschapsbelasting doen over het jaar 2009. De aangifte werd niet ingediend. Daarna werd ambtshalve een aanslag opgelegd, berekend naar een geschat belastbaar bedrag van € 1.000. Er werd een verzuimboete opgelegd van € 2.460. Uiteindelijk werd de aanslag verlaagd tot nihil. Nog wel in geschil was of de boete terecht en tot het juiste bedrag was opgelegd. De Rechtbank Haarlem zag in de geringe jaaromzet van de BV, een stamrechtvennootschap, aanleiding om de verzuimboete te verminderen van € 2.460 naar € 1.250. De boete van € 2.460 was ongeveer de helft van de jaaromzet van de BV. De rechtbank oordeelde dat de boete onafhankelijk was van het belastbare bedrag, maar woog het inkomen van de BV wel mee bij het oordeel of de boete passend en geboden was. Wel nam de rechtbank in aanmerking dat sprake was van recidive en ook dat de wetgever de verzuimboetes bij aanslagbelastingen bewust had verhoogd. Aan de andere kant speelde ook een rol dat de BV haar aangifte 2010 wel tijdig had ingediend.

WOON/WERKPAND VERPLICHT PRIVÉVERMOGEN
Een werknemer van een universiteit was daarnaast als zelfstandige werkzaam op het vlak van financiën, projectbegeleiding, juridische dienstverlening en het samenstellen van jaarrekeningen. Deze werkzaamheden werden verricht vanuit zijn woning. Hij stelde dat het hele pand vanaf 1 januari 2007 tot zijn ondernemingsvermogen behoorde. De fiscus vond dat niet juist. De rechter in hoger beroep oordeelde over het geschil dat het pand niet tot het ondernemingsvermogen kon worden gerekend. Er werd minder dan 10% van de oppervlakte voor ondernemingsdoeleinden gebruikt. Van de oppervlakte werd, met uitzondering van de ruimten voor gemengd gebruik, (10 m2/110 m2 is) 9,1% gebruikt voor de onderneming. Bij gebreke aan enige aanwijzing voor een andere verdeelsleutel, werd het redelijk geacht om ervan uit te gaan dat de ruimten voor gemengd gebruik ook voor 9,1% werden gebruikt voor de onderneming. In totaal werd aldus 13,3 m2 gebruikt. Dat was minder dan 10%. Het pand was daarom verplicht privévermogen. De fiscus kreeg gelijk.

KOSTEN VWO-OPLEIDING WAREN AFTREKBARE SCHOLINGSUITGAVEN
Een vrouw, geboren in 1991, volgde in 2007 een VWO-opleiding aan een particuliere school. In 2007 betaalde ze € 16.675 aan studiekosten aan de school. Daarvan bracht ze het maximum van € 15.000 aan scholingsuitgaven in aftrek in haar aangifte IB. Na bezwaar kwam het geschil voor de rechter. De Rechtbank Arnhem verklaarde het beroep gegrond. Voor aftrek van scholingsuitgaven was het niet noodzakelijk dat de VWO-opleiding met het oog op een op dat moment reeds vaststaande concrete vervolgopleiding werd gevolgd. Uit jurisprudentie en de wetsgeschiedenis leidde de rechtbank af dat het voldoende was dat de kosten in zijn algemeenheid werden gemaakt met het oog op een nader te bepalen vervolg(beroeps)opleiding. Wel moest aannemelijk zijn dat dit het geval zou zijn. Het volgen van de VWO-opleiding mocht niet uit louter persoonlijke interesse zijn ingegeven. Gelet op de jeugdige leeftijd was volgens de rechtbank begrijpelijk dat nog niet was vastgesteld welke vervolgopleiding zij zou gaan volgen. Het ontbreken van een concreet einddoel kon in dat geval niet in de weg staan aan het oordeel dat de uitgaven voor de VWO-opleiding in een direct verband stonden met het (in de toekomst) verwerven van inkomen uit werk en woning. De studiekosten voor een particuliere VWO-opleiding zonder vaststaande concrete vervolgopleiding waren dus als scholingsuitgaven aftrekbaar.

BESLUIT OVER BESTRIJDING VAN STRUCTUREN MET AFGEZONDERD PARTICULIER VERMOGEN
De Staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin is opgenomen hoe de Belastingdienst handelt bij een structuur met afgezonderd particulier vermogen en bij de ontmanteling daarvan. Het besluit was noodzakelijk geworden omdat de afgelopen jaren getracht is de belastingheffing over vermogen te voorkomen door het opzetten van structuren met buitenlandse rechtsfiguren. Hierdoor was volgens de staatssecretaris zwevend vermogen gecreëerd. Bij de buitenlandse rechtsfiguren kan bijvoorbeeld gedacht worden aan trusts, Antilliaanse Stichtingen Particulier Fonds, Liechtensteinse Stiftungen en Panama Foundations. De staatssecretaris wil nu belastingplichtigen en hun adviseurs de mogelijkheid bieden (ontmantelde) structuren (collectief) te melden vóór 1 december 2011. Dit met de beperking dat de melding plaatsvindt vóórdat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden. Als er sprake is van inkeer binnen twee jaren zal er geen vergrijpboete worden opgelegd. Als er sprake is van inkeer buiten de bedoelde tweejaarstermijn zal de vergrijpboete gematigd worden.

GEEN HIR VOOR STAKENDE HORECAONDERNEMER
Een ondernemer in de horeca verkocht per 1 juli 2007 zijn onderneming. In 2009 kocht hij elders een nieuwe horecaonderneming en een restaurant. De ondernemer verzocht de fiscus om de herinvesteringsreserve (HIR) toe te passen ter zake van de eerdere verkoop. De fiscus was echter van mening dat de HIR niet toepasbaar was omdat er sprake was van een staking. De Rechtbank Haarlem oordeelde dat de gehele onderneming was overgedragen. De ondernemer kon of wilde de onderneming niet ergens anders voortzetten. De rechter achtte van belang dat het pand, de inventaris, de goodwill, de handelsnamen (en alles wat daarmee samenhing) van de onderneming waren verkocht. Verder wees de rechtbank er op dat de horeca-ondernemer een non-concurrentiebeding was overeengekomen. Ook was er direct na de verkoop geen dienstbetrekking meer tussen de ondernemer en de (voormalige) werknemers van de onderneming. Volgens de rechtbank was de onderneming gestaakt. Er was terecht toepassing van de HIR geweigerd.

AMBTSHALVE VERMINDERING IN PLAATS VAN NADERE VOORLOPIGE AANSLAG
Aan een BV werd een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting opgelegd over 2007. Er was een geschat belastbaar bedrag van € 214.890. Nadat de BV aangifte had gedaan werd op 20 september 2008 de aanslag ambtshalve verminderd. Over de teruggaaf werd geen heffingsrente vergoed. Wel ontving de BV invorderingsrente over de periode vanaf 1 januari 2008. Wanneer de aanslag niet ambtshalve verminderd zou zijn maar met een nadere voorlopige aanslag, dan had de BV heffingsrente vergoed gekregen over de periode van 1 juli 2007. Nadat eerder de rechter in hoger beroep dat al had geoordeeld, besliste uiteindelijk ook de Hoge Raad dat het evenredigheidsbeginsel was geschonden door de aanslag ambtshalve te verminderen in plaats van een nadere voorlopige aanslag op te leggen. De fiscus kreeg voor de toegepaste handelwijze ongelijk.

OVERNAME SCHULD VORIGE AANDEELHOUDER VORMDE VERKRIJGINGSPRIJS AANMERKELIJK BELANG

De koper van aandelen van een BV nam tegelijk een schuld over van de vorige aandeelhouder. Met de fiscus was vervolgens in geschil de hoogte van de aanmerkelijk belang winst bij de doorverkoop van de overgenomen aandelen. De fiscus stelde dat bij de overname en aflossing van de schuld van de vorige aandeelhouder een regresvordering op de verkopende aandeelhouder was verkregen. Die hield volgens de fiscus geen verband met het verkregen aandelenpakket. De Rechtbank Arnhem oordeelde anders. De rechter besliste dat een overgenomen schuld deel uitmaakte van de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijk belang pakket. Daardoor werd bij de doorverkoop van de aandelen een lager bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang behaald. De eveneens overgenomen schuldig gebleven rentelasten van de overgenomen schuld waren geen onderdeel van de verkrijgingsprijs van de aandelen. De rentelasten kwalificeerden als aftrekbare kosten van de voordelen uit aanmerkelijk belang.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.