Nieuwsbrief maart 2015

AFWAARDERING DOOR BORGSTELLING NIET ONZAKELIJK
Een DGA hield via zijn BV aandelen in diverse andere BV’s. In verband met leningen die de bank aan de BV’s had verstrekt, had de BV zich in 2005 borg gesteld voor een bedrag van € 150.000. In verband met een aanvullende financiering stelde de DGA zich in 2008 nogmaals borg voor een bedrag van € 150.000. Omdat meerdere BV’s sinds september 2010 in staat van faillissement verkeerden, waardeerde de DGA in zijn IB-aangifte 2010 een bedrag van € 200.000 af. Dit in verband met een voorziene afwaardering van de regresvordering. De fiscus corrigeerde dat. In beroep stelde de rechter dat de fiscus niet aannemelijk had gemaakt dat de borgstelling uit 2005 onzakelijk was. Met name was van belang dat deze borgstelling een voortzetting was van een bestaande borgstelling in verband met een bestaande financiering. Ook was het in die tijd voor bankinstellingen usance om zekerheden in de vorm van borgstellingen te vragen, ook als de bankinstellingen die extra zekerheden niet nodig hadden ter dekking van hun risico’s. Voor de borgstelling uit 2008 had de fiscus wel aannemelijk gemaakt dat deze onzakelijk was. Die aanvullende borgstelling was aangegaan zonder dat daarbij door de vennootschappen zekerheden waren verstrekt of bepalingen waren opgenomen over mogelijke verhaalsmogelijkheden en de rangorde ten opzichte van overige schuldeisers. De BV’s hadden in 2007 een fors verlies geleden. De rechter stond uiteindelijk een aftrek van € 100.000 als afwaarderingsverlies toe.

BEHAALD VOORDEEL BIJ BOUW WONING BELAST
Een aannemer bouwde een luxe vrijstaande woning voor de prijs van een sobere en doelmatige woning voor iemand waarmee hij zakelijke banden had. De fiscus stelde dat het voordeel belast was. De rechter was daarover van mening dat er resultaat uit overige werkzaamheden was genoten. Het voordeel dat was behaald, was beoogd en ook objectief te verwachten. Bovendien moest er, om dat voordeel te behalen, arbeid worden verricht. Die bestond eruit dat hij als adjunct-directeur van een projectontwikkelaar enkele bouwprojecten had gegund aan de aannemer. De werkzaamheden speelden zich af in het economische verkeer. Daardoor was een aanzienlijk voordeel genoten met de bouw van de woning. Door dit voordeel niet aan te geven, was niet de vereiste aangifte gedaan en diende omkering van de bewijslast te volgen. Het aangegeven box 1 inkomen was volgens de rechter uiteindelijk terecht verhoogd met een bedrag van € 302.000 in verband met het voordeel.

VERMOGENSVERGELIJKING KON DIENEN ALS SCHATTING VAN INKOMEN
Na een veroordeling door de strafrechter voor het witwassen van geld en goederen werden door de fiscus over een aantal jaren (navorderings)aanslagen IB en Zvw opgelegd. Dit omdat in de aangiftes geen inkomsten waren verantwoord. Bij het bepalen van de omvang van de verzwegen inkomsten ging de fiscus uit van een vermogensvergelijking. Voor de rechter was in geschil of dat terecht was gebeurd. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat het aannemelijk was dat het bedrag van de uitgaven uitsteeg boven de zichtbare inkomsten. Die moesten daarom gefinancierd zijn met niet verantwoorde inkomsten. Daardoor waren de vereiste aangiften ook niet gedaan. Het hof was tevens van mening dat de fiscus bij het ambtshalve vaststellen van de aanslagen was uitgegaan van een redelijke schatting van het inkomen.

DOOR FORMELE ACHTERSTELLING WERD VORDERING VAN DGA OP BV ONZAKELIJK
Een directeur aandeelhouder (DGA), hield aandelen in een BV. Die BV had een viertal deelnemingen in andere BV’s. In 2007 leende de DGA € 235.000 aan zijn BV. Dat bedrag werd grotendeels doorgeleend aan een dochter-BV en voor het restant werd een auto gekocht. Eind 2010 werden de BV’s failliet verklaard. In de IB-aangifte 2008 voerde de DGA als resultaat uit ter beschikking gesteld vermogen een bedrag van € 144.110 op als kosten. Daarvan had € 100.000 betrekking op een voorziening voor de lening. De fiscus stelde dat er sprake is van een onzakelijke lening, en corrigeerde de aftrek van het bedrag van € 100.000. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat er op het moment van verstrekking van de lening nog geen sprake was van een onzakelijke lening. Maar door de formele achterstelling van de lening op 8 december 2008, was er volgens de rechtbank vanaf dat moment wel sprake van een onzakelijke lening. Op die datum hadden de DGA, zijn BV en de bank namelijk een kredietovereenkomst gewijzigd. Daarbij was de lening van de DGA aan zijn BV achtergesteld. Volgens de rechtbank had de DGA daarmee zijn positie als schuldeiser, door eigen toedoen, verslechterd. Vanaf dat moment kon hij alleen nog maar met toestemming van de bank op de lening aflossen. Door in te stemmen met de door bank gestelde voorwaarden was een debiteurenrisico aanvaard met de bedoeling het belang van de BV in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. De afwaardering ten laste van het resultaat werd geschrapt.

NAHEFFING GING NIET DOOR VANWEGE ONTBREKEN INFORMATIEBESCHIKKING
Een exploitant van een Turkse bakkerij kreeg naar aanleiding van aangetroffen ‘zwarte’ administraties bij twee Belgische leveranciers een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Die was verhoogd met een boete. In beroep oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de fiscus aannemelijk had gemaakt dat er bij de Belgische leveranciers inkopen waren gedaan, die niet in de administratie waren opgenomen. Daartegenover stonden ook aanzienlijke bedragen aan niet geboekte omzet, al was die omzet volgens de rechtbank lager dan door de fiscus was berekend. In hoger beroep vond Hof Den Bosch dat omkering en verzwaring van de bewijslast op grond van artikel 52 AWR niet aan de orde kon komen. De door de fiscus gestelde schending van het artikel was vóór 1 juli 2011 geconstateerd en de naheffingsaanslag was na 1 juli 2011 opgelegd, terwijl de fiscus geen informatiebeschikking had afgegeven. Of sprake zou zijn van niet verantwoorde inkoop kon het hof niet vaststellen omdat de fiscus de inkoopfacturen niet in het geding had gebracht. Ook had een Belgische leverancier tegenstrijdige verklaringen afgelegd en waren de bij de correcties gehanteerde brutowinstpercentages niet onderbouwd. De fiscus maakte ook overigens niet aannemelijk dat in het naheffingstijdvak buiten de boeken meel was verwerkt of doorverkocht. De naheffingsaanslag en de boete kwamen te vervallen.

VEEL VRAGEN OVER DE WKR BEANTWOORD
De fiscus heeft een groot aantal vragen over de toepassing van de WKR beantwoord. Zo hoeft een werkgever met meerdere vestigingen de kosten van een personeelsfeest voor alle werknemers, gehouden op één van de vestigingen, niet als loon aan te merken, dus ook niet voor werknemers die op een andere vestiging werken. Het aan uitzendkrachten verstrekte kerspakket is belast. Voor werknemers betaalde parkeerplekken in de buurt is echter weer geen loon, mits de werkgever verantwoordelijk is voor het gebruik van die parkeerplaatsen. Als het gaat om een vergoeding van kosten van een parkeergarage dan maakt het voor de loonheffing verschil of een werknemer een auto van de zaak heeft of niet.

 

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.