RENTEVOORDEEL GEEN BELAST ROW
Een directeur aandeelhouder (DGA) had van zijn BV een grote som geld geleend. Hij betaalde hetzelfde rentepercentage als de BV had kunnen ontvangen bij een bank. Dat rentepercentage was het hoogste van de rente op een maanddeposito en een zakelijke rendementsrekening. In 2003 bedroeg die rente op jaarbasis ongeveer 2,5%. Het geld werd op een internetspaarrekening gezet, waarvan de ontvangen rente gemiddeld 3,6% bedroeg. De fiscus was van mening, dat het rentevoordeel van 1,1% belastbaar was in box 1 als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (row). De volledige zeggenschap van de DGA in de BV had hem in staat gesteld in privé een voordeel te verwerven. Recent besliste de Hoge Raad dat het behaalde rentevoordeel door rentearbitrage niet belastbaar was als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (row). Het uitzetten van gelden op een spaarrekening ging normaal, actief vermogensbeheer niet te buiten. Daardoor kon geen sprake zijn van belastbaar row. Dit was niet anders wanneer de uitgezette gelden waren ingeleend en ook niet wanneer de uitgezette gelden ingeleend waren van een vennootschap waarover de DGA de zeggenschap had. Kennis van rentetarieven op spaarrekeningen was ook niet als een bijzondere vorm van kennis aan te merken. Het voordeel bleef onbelast.
500 KILOMETER PER KALENDERJAAR GELDT OOK BIJ OPEENVOLGENDE AUTO’S VAN DE ZAAK
Een werknemer had het hele jaar 2009 de beschikking over een auto van de zaak. Ook had hij een auto in privé. Er was een ‘Verklaring geen privé-gebruik auto’ afgegeven. In 2009 reed de werknemer in twee verschillende auto’s van de zaak. De eerste acht maanden in een auto met een cataloguswaarde van € 51.989 en de laatste vier maanden in een van € 68.780. Uit de bijgehouden kilometeradministratie bleek dat over de eerste acht maanden minder dan 8/12 x 500 kilometer privé met de auto was gereden. De werkgever had over deze periode de bijtelling voor privé-gebruik niet toegepast. Dat deed de werkgever wel over de tweede periode van 2009. De werknemer had aangegeven dat hij de auto van de zaak ook voor privé doeleinden zou gaan gebruiken. De fiscus legde de werknemer een naheffingsaanslag loonheffingen op wegens privégebruik auto over de periode tot september. Uiteindelijk gaf de rechter aan dat voor de toepassing van de autokostenfictie doorslaggevend was of het privé-gebruik van een auto van de zaak in een kalenderjaar minder dan 500 kilometer bedroeg. Dat het hier om twee auto’s gaat maakte dat niet anders. Omdat het privé-gebruik van de achtereenvolgens ter beschikking gestelde auto’s in 2009 niet minder dan 500 kilometer bedroeg was de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
GEEN AFTREK VOOR SUCCESSIERECHT VOOR BIJ ONDERHANDSE AKTEN SCHULDIG ERKENDE BEDRAGEN
Een moeder erkende in de jaren 1994-2000 bedragen schuldig aan haar dochter. Afgesproken was dat moeder tijdens haar leven een niet-opeisbare rente van 5% zou voldoen. Van de schenkingen was aangifte gedaan. Ook was schenkingsrecht geheven. Moeder overleed op 23 oktober 2006. De vraag was toen of de door moeder aan haar dochter schuldig erkende bedragen als schuld in mindering konden komen op de met het recht van successie belaste verkrijging. De fiscus stelde dat de schenkingen de bedoeling hadden dat zij pas na het overlijden van de schenker zouden worden uitgevoerd. Ook waren ze ten tijde van het overlijden niet uitgevoerd. Daarom waren ze, voor zover de schenkingen waren gedaan bij onderhandse akten, vervallen. Het Gerechtshof Arnhem oordeelde dat de bij de onderhandse akten schuldig erkende bedragen niet als schuld in mindering konden komen op de met successierecht belaste verkrijging. Er was niet aannemelijk geworden dat de schenkingen waren uitbetaald met een onmiddellijke teruglening in de vorm van een direct opeisbare vordering. Daarom waren de schenkingen ook vervallen. Het was niet van belang dat ter zake van de nietige schenkingen schenkingsrecht was geheven.
LAAG BTW-TARIEF BIJ PAARDEN ALLEEN VOOR PAARDEN BESTEMD VOOR CONSUMPTIE
Nederland paste het verlaagde BTW-tarief toe op de levering van paarden. Volgens de Europese Commissie (EC)�was het verlaagde tarief alleen van toepassing op de levering van paarden die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie. Recent heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat Nederland door een verlaagd BTW-tarief toe te passen niet de Zesde BTW-richtlijn was nagekomen. Het Hof besliste dat het verlaagde BTW-tarief voor leveringen van levende dieren alleen dan van toepassing was als zij gewoonlijk bestemd waren voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen. Alleen de levering van een paard met het oog op slachting voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen kon onder een verlaagd BTW-tarief vallen.
LIQUIDATIEVERLIES PAS AFTREKBAAR ALS VEREFFENING IS VOLTOOID
Een BV kocht in februari 2006 voor € 2,5 mio een belang van 45% in een andere BV. Op 11 augustus 2006 werd die BV failliet verklaard. Het faillissement was eind 2006 nog niet afgewikkeld, maar in de aangifte vennootschapsbelasting over 2006 werd het bedrag van € 2,5 mio als liquidatieverlies verwerkt. De fiscus corrigeerde dit. De Rechtbank oordeelde dat pas op het moment waarop de vereffening was voltooid, rekening kon worden gehouden met een liquidatieverlies. Omdat dit in 2006 nog niet het geval was, had de BV ten onrechte een liquidatieverlies ten laste van haar resultaat gebracht.
NAHEFFINGSAANSLAG DOOR TOEPASSING GEBRUIKELIJK LOONREGELING TE HOOG VASTGESTELD
Een Holding-BV kreeg door toepassing de gebruikelijkloonregeling op haar DGA een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd over de jaren 2001 tot en met 2005. De door de fiscus opgelegde naheffingsaanslag van € 67.105 werd door de Rechtbank Haarlem verminderd tot € 30.082. Zowel de fiscus als de Holding BV ging in hoger beroep. Het Gerechtshof oordeelde dat het hoger beroep van de Holding-BV gegrond was. De naheffingsaanslag werd verlaagd. Om het gebruikelijk loon vast te stellen kon aansluiting worden gezocht bij de door Holding-BV ontvangen managementvergoeding voor de werkzaamheden voor de Dochter-BV. Uitgaande van een winstopslag van 10% voor de Holding-BV berekende het Hof het gebruikelijk loon op in totaal € 27.674.
FICTIEF LOON VOOR ARBEIDSONGESCHIKTE DGA DIE IN DEELTIJD WERKTE
Een DGA werkte tot haar arbeidsongeschiktheid in 1981 in dienstbetrekking van een BV. Uit boekenonderzoek bleek dat de DGA in de jaren 2003-2007 op deeltijdbasis werkzaamheden had verricht. Daarvoor was geen vergoeding betaald. De fiscus stelde dat de werkzaamheden een loonwaarde vertegenwoordigden en nam een fictief loon van € 7.500 per jaar in aanmerking. De rechter stelde de fiscus in het gelijk. Voor het verrichten van de werkzaamheden zou in normale zakelijke verhoudingen een met de loonwaarde overeenkomend loon betaald zijn. Er was niet aannemelijk gemaakt dat de loonwaarde minder was € 7.500 per jaar. De rechter vond niet van belang dat een zieke werknemer die re-integreerde met behoud van uitkering bij de werkgever werkzaam kon zijn, zonder dat de werkgever loonkosten maakte.
DIENSTBETREKKING BIJ MINDERHEIDSBELANG ONDANKS STEMOVEREENKOMST
Twee aandeelhouders hielden via hun holdingvennootschappen ieder 24% van de aandelen in een BV. De overige 52% was in handen van een andere partij. De aandeelhouders waren aangesteld als statutair bestuurder van de Werk-BV. Na een boekenonderzoek was het UWV van oordeel dat sprake was van een dienstbetrekking met die Werk-BV. De Rechtbank en uiteindelijk ook de Centrale Raad van Beroep bank oordeelden dat de aandeelhouders werkzaam waren in een gezagsrelatie, omdat zij geen doorslaggevende stem hadden bij het besluit tot de benoeming, de schorsing en het ontslag van directeuren. Er was sprake van verzekeringsplicht voor de voor de Werk-BV verrichte werkzaamheden. Er was in de ava geen doorslaggevende invloed op de benoeming, de schorsing en het ontslag van directeuren. Daar deed niet af dat er ter beslechting van geschillen een regeling was getroffen in de vorm van een bindend advies en een stemovereenkomst, ondersteund met een boeteclausule. Ondanks de stemovereenkomst kon een aandeelhouder zijn stem rechtsgeldig uitbrengen in afwijking van de overeenkomst.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.