Nieuwsbrief maart 2009

TIJDIG REGISTREREN VOOROVEREENKOMST/INTENTIEVERKLARING BV: VOOR 1-4 A.S.
Wanneer een eenmanszaak of v.o.f. in een B.V. moet worden omgezet of wanneer de verwachting is dat zo’n omzetting zal gaan plaatsvinden, is het van belang om een voorovereenkomst op te maken en die tijdig te registreren. Om het ondernemingsresultaat nog vanaf 1 januari 2009 aan de B.V. toe te kunnen rekenen zal dat moeten gebeuren voor 1 april a.s. In geval van een geruisloze inbreng, die in veel situaties fiscaal minder interessant is, of bij een geruisloze terugkeer vanuit de BV is registratie nog mogelijk tot en met 30 september 2009.

GIFT LIJFRENTE (EN ALIMENTATIEVERPLICHTING) ZOWEL IN BOX 1 ALS BOX 3 IN AFTREK
Iemand schonk een lijfrente van zes jaarlijkse termijnen. In zijn aangifte IB was op het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) een jaarlijkse lijfrentetermijn van € 72.605 als persoonsgebonden aftrek in mindering gebracht. Daarnaast werd bij de berekening van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3) de contante waarde van de lijfrenteverplichting als schuld in aanmerking genomen. De inspecteur accepteerde die in box 3 vermelde schuld vanwege de lijfrenteverplichting niet. De fiscus stelde dat persoonsgebonden aftrek al in box 1 had plaatsgevonden. De rangorderegeling zou daardoor het opnemen van de schuld in box 3 verhinderen. De rechtbank Haarlem stelde in eerste instantie de inspecteur in het gelijk. De Hoge Raad besliste echter recent, dat een persoonsgebonden aftrekpost niet boxgebonden is. De rangorderegeling is daarop niet van toepassing. Deze bepaling stond er daardoor niet aan in de weg de lijfrenteverplichting als een box 3-schuld aan te merken.

 

Al in ons seminar in oktober 2008 besteedden we hier aandacht aan. Deze procedure heeft ook gevolgen voor alimentatieverplichtingen. Op basis van deze procedure is het raadzaam om bij de aangifte over 2008 de contante waarde van de alimentatieverplichting als schuld in box 3 op te nemen. Bij belastingjaren waarbij de aanslagen nog niet definitief geregeld zijn is aanvullende aangifte of bezwaar mogelijk.

EENVOUDIGERE RITTENADMINISTRATIE BESTELAUTO
Ook voor de bestelauto van de zaak geldt in beginsel een bijtelling voor het privégebruik. Bijtelling blijft achterwege wanneer aantoonbaar minder dan 500 kilometer privé wordt gereden. Vanaf 2009 geldt voor bestelauto’s van de zaak een vereenvoudigde rittenadministratie. Voorwaarde hiervoor is dat met werknemers schriftelijk wordt overeengekomen dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd verboden is. Als uit de administratie de zakelijke adressen te halen zijn, is registratie van de werktijd en de begin- en eindkilometerstand per dag in principe voldoende. De Belastingdienst heeft een voorbeeldafspraak en rittenadministratie opgesteld.

TERECHT NIET ONTVANKELIJK OMDAT REACTIE UITBLEEF
Naar aanleiding van een boekenonderzoek legde de fiscus eind 2000 een BTW-naheffingsaanslag op aan een vennoot van een inmiddels ontbonden VOF. De gemachtigde diende daar pro-forma tegen in. Het bezwaar werd aangehouden in verband met een strafrechtelijke procedure. In 2003 werd de behandeling van het bezwaarschrift weer hervat. De vennoot, die in Oostenrijk woonde, werd hiervan op de hoogte gesteld. Hem werd verzocht om het bezwaar te motiveren. De vennoot reageerde niet. Uiteindelijk verklaarde de fiscus de vennoot niet-ontvankelijk in het bezwaar wegens niet-motivering. Hof ‘s-Hertogenbosch besliste dat de fiscus duidelijk had aangegeven waarom de naheffingsaanslag opgelegd zou worden. Ook mocht de inspecteur uit een brief van de vennoot afleiden dat de post naar Oostenrijk moest worden gestuurd. Dit omdat de post die naar het adres in Nederland werd gestuurd hem te laat bereikte. Nu door de vennoot niet was gesteld en ook niet was gebleken dat de brieven niet waren ontvangen en niet op de brieven was gereageerd, mocht de fiscus hem niet-ontvankelijk verklaren.

GEEN HIR VOOR BOEKWINST BIJ STAKING
Een snackbarhouder exploiteerde een snackbar op 99 km afstand van zijn woonplaats. Die snackbar werd op 15 augustus 2005 verkocht. In 2006 kocht de snackbarhouder een nieuwe snackbar in zijn woonplaats. Per 1 juni 2006 exploiteerde hij deze snackbar voor zijn rekening. Er werd een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd voor de boekwinst behaald bij de verkoop van de eerste snackbar. De fiscus vond dat de onderneming was gestaakt zodat vorming van een HIR niet mogelijk was. Rechtbank Arnhem besliste dat de onderneming inderdaad was gestaakt. De boekwinst kon dan niet in een HIR ondergebracht worden. De rechtbank overwoog hierbij dat de goodwill, de handelsnaam, de inventaris en de huurrechten waren overgedragen. Tevens was het enige werkzame personeelslid naar de koper overgegaan. Verder achtte de rechtbank de afstand tussen beide ondernemingen (99 kilometer) van belang. Volgens de rechtbank was niet van belang dat al vóór de verkoop plannen waren om in de eigen woonplaats een snackbar te beginnen.

 

NB: vanaf 2008 is dit anders en is hiervoor een wettelijke regeling getroffen.

BTW-BESLUITEN OVER AFTREKCORRECTIE PRIVÉGEBRUIK AUTO EN ELEKTRONISCH FACTUREREN GEACTUALISEERD
De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs twee besluiten over de BTW geactualiseerd. Één besluit gaat over de correctie van de aftrek van omzetbelasting voor goederen en diensten die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Hierbij gaat het vooral om het privégebruik van de auto van de zaak. De berekening van de correctie wordt sterk vereenvoudigd door aan te sluiten bij de forfaitaire regels in de inkomsten- en loonbelasting. Dit besluit is met ingang van 14 februari 2009 in werking getreden, waarbij een groot deel van de goedkeuringen (waaronder die voor de correctie privégebruik auto) terugwerkt tot en met 1 januari 2008 (NB: zie eerdere nieuwsbrieven; deze correcties staan in ieder geval onder druk). Het andere besluit betreft de administratieve- en factureringsverplichtingen. Een belangrijke wijziging is de vereenvoudiging van de regels voor elektronisch factureren. Onder bepaalde voorwaarden is de elektronische factuur niet meer aan een bepaalde vorm gebonden. Deze kan ook worden verstuurd op de wijze waarop ondernemers dat zelf wensen. Dit besluit is in werking getreden met ingang van 19 februari 2009 en werkt terug tot en met 12 februari 2009.

GEEN NAVORDERING DOOR ACHTERWEGE BLIJVEN ONDERZOEK NAAR STERK OPGELOPEN KOSTEN
Een directeur aandeelhouder (DGA) bezat alle aandelen in een BV. Die BV had twee deelnemingen. De omzet werd voor meer dan 90% gerealiseerd bij één afnemer. Om andere bronnen van inkomen te genereren werd binnen één van de Werk-BV’s rond 1995 begonnen met kartingactiviteiten. Een van de activiteiten bestond uit het deelnemen aan kartraces door de zoons van de DGA. Naar aanleiding van een in 1999 uitgevoerd boekenonderzoek corrigeerde de fiscus de aangifte Vpb over jaar 1996. Dit in verband met de kosten voor het karten van de zoon van de DGA. Vanaf 1997 merkte de fiscus de kartingkosten aan als zakelijk. In 2003 werd weer een boekenonderzoek ingesteld. De fiscus legde navorderingsaanslagen op in verband met de – sterk opgelopen – kosten van het karten over de jaren 1998-2001. Rechtbank Arnhem besliste dat de fiscus een ambtelijk verzuim had begaan door geen nader onderzoek in te stellen naar aanleiding van de ingediende Vpb-aangiftes. Volgens de rechtbank beschikte de fiscus ten tijde van het opleggen van de aanslagen namelijk over het inzicht in de gemaakte kosten van kartraces. Gezien het verloop van deze kosten en mede gezien de discussies die naar aanleiding van het in 1999 uitgevoerde boekenonderzoek werden gevoerd had de fiscus volgens de rechtbank een onderzoek moeten instellen. De rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.