Nieuwsbrief juni 2012

AFROOMMETHODE BIJ BEPALEN FICTIEF LOON VAN DE BAAN
Een advocaat had een maatschapsaandeel in een advocatenmaatschap. Hij bracht dat aandeel op 1 januari 1999 geruisloos in een eigen BV in. De onderneming zakte binnen een fiscale eenheid uit naar een werkmaatschappij waar de advocaat in deeltijd in dienst was. Het winstaandeel van de werkmaatschappij bestond uit een basiswinstaandeel en een variabel winstdeel in het samenwerkingsverband. Voor toetredende maten gold een ingroeiregeling. Uittredende maten ontvingen een goodwillvergoeding. De fiscus corrigeerde het aangegeven loon van de advocaat voor de jaren 2000 en 2002 naar een gebruikelijk loon. Met de fiscus ontstond een geschil over de methode om het�gebruikelijke loon te bepalen en de hoogte er van. De rechtbank en in hoger beroep het Hof waren het met de fiscus eens dat het gebruikelijke loon kon worden bepaald door de winst van de werkmaatschappij te verminderen met aangewezen premies, lasten en afschrijvingen (afroommethode). In cassatie gaf de Advocaat Generaal (AG) recent een ander advies.Volgens de conclusie van de A-G was de afroommethode die de Hoge Raad hanteerde bij een interim-management-BV ongeschikt voor advocatenkantoren en dergelijke omdat zij uitging van ondernemerschap en niet van werknemerschap. Dat arrest stond volgens de A-G niet toe dat de afroommethode als alternatief gold voor de door de wetgever gewenste bepaling van het ‘zakelijke’ loon. Zelfs niet wanneer de inhoudingsplichtige geen andere werknemers had. De dienstverlening door zelfstandige beroepsbeoefenaars was van geheel andere aard dan leidinggevende/werknemer /vervanging bij opdrachtgevers. De A-G adviseerde de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond te verklaren.

GEEN NAVORDERING NA ONJUISTE VOORINGEVULDE AANGIFTE
Een werknemer van een BV kreeg van de fiscus in verband met een vermoedelijke teruggaaf een deels vooringevuld aangiftebiljet IB 2006. Hierop was niet het loon vermeld dat was ontvangen van de BV. De aangifte werd zonder wijzigingen ondertekend en retour gezonden aan de belastingdienst. De fiscus legde een aanslag op conform de ingediende aangifte. In april 2010 stuurde de werknemer nogmaals de aangifte IB in over 2006. Nu mét de vermelding van het genoten loon van de BV. De fiscus legde een navorderingsaanslag op conform de laatst ingestuurde aangifte IB 2006. Vervolgens kwam in geschil of er wel nagevorderd kon worden. In hoger beroep achtte Hof Leeuwarden de verklaring van de werknemer dat zijn werkgever tijdig de gegevens met betrekking tot de loonbelasting had verstrekt, betrouwbaar. Er was namelijk tijdig een jaaropgave verstrekt aan de werknemer, de loonheffingen waren tijdig betaald en er was nooit een verzuimmelding ontvangen. Het hof ging mee in de stelling van de werknemer dat de fiscus niet over het benodigde nieuw feit beschikte. De fiscus moest nu aannemelijk maken dat de door de BV aan de belastingdienst verstrekte loongegevens ten tijde van de aanslagregeling niet in haar bestanden waren opgenomen. Daarin slaagde de fiscus niet. Er waren problemen met de koppeling van geautomatiseerde gegevensbestanden van de Belastingdienst. Die waren daardoor�niet raadpleegbaar. Dat bleef voor rekening van de belastingdienst. Er kon niet kon worden nagevorderd.

TIMMERMAN MET TIMMER- EN KLUSBEDRIJF WAS ONDERNEMER
Een jonge timmerman beëindigde in maart 2007 zijn dienstbetrekking bij een werkgever in de bouwsector en startte als zelfstandige zonder personeel een timmer- en klusbedrijf. Hij liet zijn bedrijf inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Hij beschikte over gereedschap met een waarde van € 891 en een bedrijfsauto. Ook sloot de timmerman een mondelinge overeenkomst van onderaanneming af met een derde. Bij deze derde was de timmerman niet in dienstbetrekking werkzaam geweest. In 2007 en 2008 werkte hij wel hoofdzakelijk voor deze opdrachtgever. Later had hij ook andere opdrachten verworven. In 2009 werkte hij voor ten minste zes opdrachtgevers. De vraag was hoe zijn activiteiten fiscaal geduid moesten worden: winst of resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Hof Leeuwarden oordeelde, anders dan de rechtbank deed, dat er sprake was van ondernemerschap van de timmerman. Hij liep ondernemersrisico bij het wegvallen of het niet binnenhalen van opdrachten. Daarnaast liep hij debiteurenrisico en aansprakelijkheidsrisico jegens opdrachtgevers. Het werken voor nagenoeg één opdrachtgever in 2007 en 2008 was verbonden met de in de jaren daarna uitgevoerde werkzaamheden voor meerdere opdrachtgevers. Het in de loop van de tijd werken voor meerdere opdrachtgevers was volgens het hof een gebruikelijke gang van zaken bij een startende ondernemer.

VERKOOP VAN LEADS AAN GELDVERSTREKKERS VRIJGESTELD VAN BTW
Een BV exploiteerde websites waarop consumenten informatie konden vinden over financiële producten. Eén van de werkzaamheden van de BV was het filteren en wegen van de door de consumenten ingevulde NAW-gegevens. Vervolgens werden de NAW-gegevens (de leads) aan geldverstrekkers aangeboden. Daarvoor waren de geldverstrekkers een vergoeding verschuldigd aan de BV. De AFM stelde een onderzoek in naar de�diensten van de BV. De AFM kwam tot de conclusie dat deze moesten worden aangemerkt als bemiddelingsdiensten. Hiervoor was een vergunning nodig. Voor de Rechtbank Arnhem was in geschil of de BTW-vrijstelling voor kredietbemiddeling van toepassing was. De rechter vond dat de naheffingsaanslagen moesten worden vernietigd. Dit omdat de verkoop van de leads moet worden aangemerkt als een vrijgestelde bemiddelingsdienst. In hoger beroep stelde Hof Arnhem vast dat de dienstverrichting van de BV tot doel had ervoor te zorgen dat twee partijen een overeenkomst zouden sluiten. Er was geen eigen belang van de BV aanwezig ten aanzien van de inhoud van de overeenkomsten. De bemiddelingsdienst was op het gebied van krediet en daarom vrijgesteld van BTW.

VERZUIMBOETE WEGENS TE LAAT INGEDIENDE AANGIFTE FORS GEMATIGD
Een BV was opgericht in februari 2009 en had een kort eerste boekjaar. De gemachtigde van de BV vroeg in april 2010 uitstel aan voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2009. Dit verzoek was niet ingewilligd omdat er sprake was van een kort boekjaar. De aangifte van de BV werd, ook na een aanmaning, niet tijdig ingediend. Aan de BV werd een verzuimboete van € 2.460 opgelegd. De BV stelde dat dit niet terecht was. De rechter oordeelde dat de BV aannemelijk had gemaakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar te vergen zorg had betracht om de aangifte Vpb 2009 tijdig in te dienen. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem dat de BV zich niet met succes kon beroepen op afwezigheid van alle schuld. Na ontvangst van de herinneringsbrief en na ontvangst van de aanmaning had de BV adequater moeten optreden. De BV had met grotere voortvarendheid de vereiste aangiftewerkzaamheden uit moeten (laten) voeren of had contact op moeten nemen met de fiscus. Dat had de BV nagelaten. Het hof matigde de boete echter wel tot € 500. Daarbij was van belang dat er sprake is van een geringe termijnoverschrijding, de BV door haar gemachtigde over de herinnering voor het doen van de aangifte niet juist was geïnformeerd, de BV geen recidivist was, het fiscale belang gering was en de BV geprobeerd had om na ontvangst van de aanmaning de aangifte met spoed in te dienen.

OPNAME BANKSALDO PENSIOEN-BV WAS AFKOOP PENSIOEN
Een inwoner van België had in het verleden als DGA in Nederland pensioen in eigen beheer opgebouwd bij een Pensioen-bv. Hij nam eind 2004 vrijwel het gehele banksaldo van de BV contant op. Er werd geen leningovereenkomst opgesteld of zekerheid verstrekt. Na beroep stelde de Rechtbank dat daarmee het pensioen feitelijk was afgekocht. De gehele pensioenaanspraak was dus terecht aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking.

ZORGVERLENER KREEG ZELFSTANDIGEN- EN STARTERSAFTREK
Een gediplomeerd verpleegkundige was in het BIG-register ingeschreven. In 2007 werkte zij voor 20 uren in een ziekenhuis. Naast deze dienstbetrekking met het ziekenhuis was ze ook werkzaam als zorgverlener. Zij had zich daarvoor ingeschreven bij een bemiddelingsbureau en had daar een bemiddelingsovereenkomst gesloten. Via het bemiddelingsbureau verrichtte zij werkzaamheden voor diverse zorgvragers. In 2007 was gewerkt voor twee zorgvragers met een PGB. In de aangifte inkomstenbelasting 2007 werd zelfstandigen- en startersaftrek geclaimd. De fiscus stelde dat de opbrengsten uit deze werkzaamheden moesten worden gekwalificeerd als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). De rechter vond dat de zorgverlener in zelfstandigheid het beroep van zorgverlener uitoefende. Dat ze haar cliënten voor een groot deel verkreeg via een bemiddelingsbureau deed daar niets aan af. Evenmin was van belang dat de facturering via het bemiddelingsbureau liep en dat er sprake was van vaste uurtarieven. Belangrijk was dat in de medische sector gebruikelijk was dat er naar vaste vergoedingen werd betaald die door anderen dan de feitelijke beroepsbeoefenaar werden vastgesteld. Er bestond recht op de zelfstandigen- en startersaftrek.

ADMINISTRATIE AUTOSLOPERIJ VERWORPEN
Een BV exploiteerde een autosloperij. De fiscus beschikte over informatie waaruit bleek dat de BV werd genoemd als leverancier van gebruikte katalysatoren. De verkoop daarvan kwam niet voor in haar eigen administratie. De BV en de inkopende partij hadden vanaf 2003 diverse malen contact gehad. Dit bleek uit telefoonnota’s die de fiscus ook in bezit had. De fiscus legde navorderingsaanslagen op voor de vennootschapsbelasting voor de jaren 2002 t/m 2005. Ook werd per jaar een boete opgelegd van 25%. In beroep achtte de rechter dat de administratie als geheel zodanig ernstige tekortkomingen vertoonde, dat de bewijslast moest worden omgekeerd en verzwaard. De correcties van de fiscus waren redelijk. Ook werd bewezen geacht dat de BV de verkoop van katalysatoren opzettelijk had verzwegen. De winst die daarmee behaald was werd als dividenduitdeling belast bij de DGA. Omdat de redelijke termijn met twee en half jaar was overschreden, werden de boetes gematigd tot 18,75%. In hoger beroep werd het oordeel bevestigd.

GEEN BIJTELLING PRIVÉGEBRUIK VOOR LOODGIETER
Een loodgieter/meewerkend voorman was in loondienst bij een BV. Deze BV stelde hem een bestelauto ter beschikking. Deze auto had twee stoelen in de cabine en achter een afgesloten laadruimte. De auto mocht van de BV voor privédoeleinden gebruikt worden. De loodgieter had in privé ook een personenauto ter beschikking. In januari 2006 gaf de fiscus op verzoek een “verklaring geen privégebruik auto” af. Na een in 2007 uitgevoerde waarneming ter plaatse op een bouwlocatie stelde de fiscus echter dat de loodgieter moest bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto per jaar reed. Vervolgens werden naheffingsaanslagen loonheffing en zorgverzekeringswet opgelegd over 2007 en 2008, evenals vergrijpboetes van 25%. Op de zitting voor de rechter werd de auto bezichtigd. De Rechtbank Arnhem oordeelde uit eigen waarneming en op basis van de ingebrachte foto’s en verklaringen dat er sprake was van een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt was voor vervoer van goederen. De bestelauto was ongeschikt voor vervoer van personen, anders dan in het kader van het werk. De cabine was namelijk stoffig, vies en rommelig. De laadruimte was voorzien van een vaste stelling en daardoor ook uitsluitend geschikt voor vervoer van materialen en gereedschap. Het beroep werd toegewezen.

WERKZAAMHEDEN ARCHITECT MEER DAN NORMAAL VERMOGENSBEHEER
De DGA van een BV was architect en stedenbouwkundige. Begin 1999 werden twee percelen grond te koop aangeboden voor de bouw van twee kantoorpanden. De DGA ging hier in 1999 op in en startte met de voorbereidingen van de bouw. Begin 2002 was de bouw van de panden afgerond. De architect verantwoordde de panden in zijn aangifte inkomstenbelasting als box 3-vermogen. De fiscus was echter van mening dat er sprake was van een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). In hoger beroep gaf de rechter aan dat de architect voor eigen rekening en risico als zelfstandig projectontwikkelaar was opgetreden. Hij had zich in alle fasen van de bouw van de panden (vanaf de oriënterende gesprekken over de aankoop van de grond tot en met de bouw en de oplevering van de kantoorpanden) in verregaande mate met het bouwproject bemoeid. De grond moest daarom vanaf de aankoop voor de waarde in het economische verkeer (WEV) op de ROW-balans komen te staan. Na de oplevering moest de architect de panden voor de WEV van dat moment naar zijn box 3-vermogen overbrengen. De Hoge Raad was het daarmee eens.

 

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.