NIEUWE REGELS VERZEKERINGSPLICHT DGA
De oude regeling voor het aanwijzen van directeuren aandeelhouders (DGA) is aangepast. Dit als gevolg van de inwerkingtreding per 1 oktober 2012 van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (Wet Flex-bv) en door ontwikkelingen in de jurisprudentie. Doelstelling is om voor het merendeel van de bestuurders van vennootschappen de bestaande situatie te continueren zonder dat aanpassing van de statuten daarvoor nodig is. Bedoeld is om de bestaande praktijk te verduidelijken en alleen waar nodig aan te passen in verband met wetgeving en jurisprudentie. De regeling is van toepassing op bestuurders van onder andere besloten vennootschappen. De nieuwe regeling bevat criteria voor de beoordeling van de verzekeringsplicht van de statutair bestuurder van een vennootschap. De nieuwe regeling treedt per 1 januari 2016 in werking. Het zal eenvoudiger worden om aan verzekeringsplicht te ontkomen.
STAMRECHT BELAST, ONDANKS EERDERE UITKERINGEN
Voor een ontslagvergoeding werd in 1991 een loondervingsstamrecht bedongen bij de eigen BV. Uit de overeenkomst volgde dat de uitkeringen in 2007 zouden ingaan, op 65-jarige leeftijd. De BV keerde echter al vanaf 2001 stamrechttermijnen uit. In 2007 werd voor het laatst een uitkering ontvangen van de BV. In 2012 stelde de fiscus dat de aanspraken in 2007 waren prijsgegeven. Er werd een navorderingsaanslag opgelegd. In beroep oordeelde Rechtbank Den Haag dat terecht was nagevorderd over de waarde van de stamrechtverplichting per 2007 omdat was afgezien van stamrechtuitkeringen. Er was in of na 2007 geen initiatief genomen om met de fiscus in overleg te treden over het vervolg van de uitkeringen vanwege de slechte vermogenspositie van de BV. Daardoor oordeelde de rechtbank dat in 2007 was afgezien van de stamrechtuitkeringen.
GEEN TBS VOOR VIA BV AAN VADER TER BESCHIKKING GESTELDE WONING
Een BV van vader gaf in 1996 een preferent aandeel uit aan de zoon. De BV kocht in 2001 een woning. Het was de woning naast de woning waarin vader woonde. De BV verkocht deze woning vervolgens weer aan de zoon, die de woning aan de BV terug verhuurde. In 2007 genoot de zoon € 43.560 aan huurinkomsten uit de woning. Als gevolg van een boekenonderzoek stelde de fiscus dat er sprake was van ROW. Er werd aan de zoon een navorderingsaanslag opgelegd. Hof Den Haag oordeelde dat er geen sprake was van een terbeschikkingstelling (TBS) in de zin van de wet inkomstenbelasting. Het hof stelde daarbij dat aan de TBS-regeling een economische benadering ten grondslag lag. Vervolgens stelde het hof vast dat de zoon het pand in feite aan zijn vader in privé ter beschikking had gesteld, waarbij de BV als doorgeefluik fungeerde. Het was niet van belang dat voor de vennootschapsbelasting de aftrek van de door de BV betaalde huur was geaccepteerd. De navorderingsaanslag kwam te vervallen.
CHIROPRACTOR VRIJGESTELD VAN BTW
Een chiropractor was ondernemer voor de BTW. Hij had in België en in het Verenigd Koninkrijk gestudeerd. Hij was verder lid van enkele beroepsverenigingen. Voor het beroep van chiropractor waren geen regels gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). In geschil was of hij recht had op een teruggaaf van omzetbelasting. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat de kwaliteit van de chiropraxie-behandelingen als gelijkwaardig dienden te worden aangemerkt met die van fysiotherapiebehandelingen. Het onthouden van de vrijstelling voor chiropraxie leidde tot een schending van het neutraliteitsbeginsel. De chiropractor stelde dat 80% van het werkdomein van fysiotherapeuten en chiropractors hetzelfde was. Patiënten werden naar hem verwezen door huisartsen en fysiotherapeuten. De kosten werden (deels) vergoed via de aanvullende verzekering door zorgverzekeraars. Volgens de rechtbank was dit een aanwijzing voor het kwaliteitsniveau van de behandelingen. Er bestond recht op de teruggaaf van de ten onrechte afgedragen BTW.
KASADMINISTRATIE ONMISBAAR
Een eigenaar van een eenmanszaak met twee vestigingen verkocht in de ene vestiging Surinaamse levensmiddelen, drogisterijartikelen, snoep en tabak. In deze winkel kon alleen contant worden betaald. In de andere vestiging werd bemiddeld bij de verkoop van vliegtickets naar met name Suriname. De vliegtickets werden niet alleen per pin betaald, maar ook contant. In 2006 was bij een boekenonderzoek geconstateerd dat de administratie onvolledig was. In 2009 werd dit opnieuw geconstateerd. Zo was er geen kasadministratie en werden de contante uitgaven voor inkopen en privéuitgaven niet verantwoord. Met de fiscus bestond verschil van mening over de IB-(navorderings)aanslagen over 2005, 2006 en 2008, alsmede de 50% vergrijpboetes voor 2005 en 2006. De Rechtbank Gelderland matigde de boetes wegens overschrijding van de redelijke termijn met 15%. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat de kasadministratie in een onderneming zoals deze een centraal, ondeelbaar en onmisbaar onderdeel van de administratie was. Tevergeefs werd gesteld dat de administratie was gevoerd volgens de aanwijzingen en begeleiding van een controle-ambtenaar. Door de ernstige schending van de administratieplicht werd de bewijslast inzake de correcties van de fiscus omgekeerd en verzwaard. Dat bewijs slaagde niet. De correcties waren volgens de rechter ook nog eens redelijk. Door de omkering en verzwaring van het bewijs en de slechte financiële situatie werd de boete van 2006 nog wel verder gematigd.
GEEN CORRECTE RITTENADMINISTRATIE DOOR ONTBREKENDE VIJF RITTEN
Een werknemer beschikte in de jaren 2011 en 2012 over een auto van de zaak. Voor de ter beschikking gestelde auto’s was er een “verklaring geen privé gebruik auto”. De fiscus verzocht om informatie over het gebruik van de auto’s in de jaren 2011 en 2012. Vervolgens werd de rittenregistraties over die jaren overgelegd. De fiscus vond die niet volledig. De auto’s waren waargenomen op de A2 bij Valkenswaard en in die gevallen stond er op de desbetreffende dag geen rit geregistreerd in de rittenregistratie, waarvan vijf maal in 2011 en één maal in 2012. Daarna werden aanvullende gegevens verstrekt. De fiscus ging alsnog akkoord met de rittenregistratie over het jaar 2012 omdat slechts één rit ontbrak. De rittenregistratie over het jaar 2011 werd niet geaccepteerd, omdat door de vijf ontbrekende ritten de kilometerstanden niet meer klopten. In beroep vond de Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet bewezen dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden was gebruikt. Door het ontbreken van vijf ritten in de rittenregistratie, was de rittenregistratie aantoonbaar onjuist. Hierbij was niet van belang dat alle vijf ontbrekende ritten van zakelijk aard waren. De naheffingsaanslag loonheffing was terecht opgelegd. De verzuimboete van € 1800 vond de rechter te hoog, gelet op de aard van het verzuim. Aannemelijk was dat er zich een aantal malen een vergissing had voorgedaan en dat niet de hele administratie onjuist was. De rechter vond een boete van € 1100 passend en geboden.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.