AUTODEALERREGELING IS VERVALLEN DOOR NIEUWE BTW REGELS PRIVÉ GEBRUIK AUTO
Vanaf 1 juli 2011 gelden andere regels voor de BTW wanneer een ondernemer of een werknemer de auto van de zaak in privé gebruikt. In verband met deze wijziging is ook een nieuw besluit uitgebracht. Vanaf 1 juli 2011 kwalificeert het privégebruik van een auto van de zaak door de ondernemer of werknemer (zonder dat daar een vergoeding tegenover staat) als een belaste dienst. Woon-werkverkeer geldt daarbij voor de omzetbelasting ook als privégebruik. De BTW is dus niet langer gekoppeld aan het privé gebruik voor de inkomstenbelasting. De verschuldigde BTW wegens het privégebruik van de auto van de zaak bedraagt vanaf juli in beginsel 2,7% van de catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de betreffende auto. Dit percentage mag evenredig worden herrekend naar het aantal dagen in het jaar dat de auto mede voor privédoeleinden ter beschikking staat. Het uitbrengen van het nieuwe besluit en daarmee de intrekking van het besluit uit 2009 leidt ertoe dat de in dat besluit opgenomen eerdere regelingen voor specifieke gevallen zijn komen te vervallen. Tot deze regelingen behoorden: de autodealerregeling, de regeling vervoerbewijzen en de regeling auto gekocht zonder aftrek van BTW. Aangegeven is dat zal worden bekeken of bepaalde regelingen (in het bijzonder voor bestelauto’s) opnieuw moeten worden ingesteld of dat daarvoor gelijksoortige regels zullen komen.
Zie ook ons commentaar in de vorige nieuwsbrief over het bezwaar tegen de bijtelling voor privé gebruik.
GEEN NAVORDERING DOOR KRUISEN AANGIFTE MET AANSLAG
Een BV verzuimde om haar VPB-aangifte over 2006 tijdig in te dienen. De aanslagregelende ambtenaar voerde daarom ten behoeve van een ambtshalve aanslag de elementen van de primitieve aanslag op 11 februari 2009 in het computersysteem van de fiscus in. De aanslag werd gedagtekend op 7 maart 2009 en was op 25 februari 2009 aan de BV verzonden. Op 17 februari 2009 ontving de fiscus alsnog de betreffende elektronische aangifte. Daarin was een hoger belastbaar bedrag vermeld. Deze aangifte was vanaf 18 februari 2009 te raadplegen in het systeem van de fiscus. De fiscus vorderde na. Voor de rechter was de vraag of er terecht een navorderingsaanslag was opgelegd naar dat hogere bedrag. De rechtbank Den Haag oordeelde van niet. Bij het opleggen van de primitieve aanslag was een ambtelijk verzuim begaan. Daardoor was navordering niet mogelijk. De fiscus had de aangifte namelijk ontvangen voordat de primitieve aanslag formeel was vastgesteld en ook voordat de aanslag was verzonden. De fiscus had eveneens nagelaten om de BV vóór de verzending van de aanslag of uiterlijk vóór de dagtekening te berichten dat bij het opleggen van de primitieve aanslag met de inmiddels ingediende aangifte nog geen rekening was gehouden. Het beroep van de BV was gegrond.
GEACTUALISEERD BESLUIT OVER O.A. SMARTPHONES EN KLEINE GESCHENKEN
Het besluit over vrijgesteld loon en vergoedingen en verstrekkingen uit 2010 is geactualiseerd. In het besluit is de staatssecretaris nader in gegaan op het onderscheid tussen communicatiemiddelen (o.a. smartphones) en computers e.d. De fiscus gaat er vanuit dat sprake is van een communicatiemiddel als het beeldscherm een diagonaal heeft van niet meer dan 7 inch. Het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer. Wel staat het werkgevers vrij om aannemelijk te maken dat een specifiek apparaat met een groter scherm toch een communicatiemiddel is. Verder wordt een praktische handreiking gegeven voor de vraag wanneer een geschenk geen loon is. De fiscus neemt in elk geval aan dat geen sprake is van loon als een werkgever de werknemer een persoonlijke attentie geeft in situaties waarin ook anderen dan de werkgever een dergelijke attentie plegen te geven bij de desbetreffende gelegenheid. Verder mag het geen geld of waardebonnen betreffen. De attentie mag geen hogere factuurwaarde (incl. OB) hebben dan € 25. Het besluit werkt terug tot en met 1 januari 2011.
VERHUURDE WONINGEN VORMDEN KEUZEVERMOGEN
In 1984 verkreeg een vrouw een boerderij met grond en opstallen. Haar echtgenoot rekende die tot zijn ondernemingsvermogen. Kort na de verkrijging werd de boerderij verbouwd. Er werd onder meer een scheidingsmuur tussen de stal en het woongedeelte geplaatst. Daarna verhuurde de echtgenoot de woning en gebruikte hij de stal met grond in zijn onderneming. In 2000 bracht hij het woondeel over naar zijn privévermogen. Hij berekende de daarbij behaalde boekwinst op ruim € 62.000. De fiscus was van mening dat de boekwinst ruim € 133.000 bedroeg. Voor de rechter was in geschil of het woongedeelte tot het ondernemingsvermogen gerekend kon worden. In hoger beroep oordeelde het Hof Arnhem dat de grenzen van de redelijkheid niet waren overschreden door in 1984 het woongedeelte tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Daarbij was van belang dat de onroerende zaak juridisch niet was gesplitst en dat de onroerende zaak in één transactie was verkregen. Verder was volgens het hof nog van belang dat het woongedeelte zelfstandig rendabel was te maken en dat de stal en grond in de onderneming waren gebruikt. Ook hadden zich later geen bijzondere omstandigheid voorgedaan die aanleiding konden zijn om het woongedeelte te onttrekken aan het ondernemingsvermogen.
ZWARTE OMZET VAN BV BIJ DGA BELAST VOOR ZOVER DE OMZET NIET AAN ZWARTE LONEN WAS UITBETAALD
Een directeur aandeelhouder (DGA) hield via een holding aandelen in een BV waarin een hotel en een Chinees/Indisch restaurant werden geëxploiteerd. Bij een boekenonderzoek bij de BV over de jaren 2001 t/m 2004 stelde de fiscus dat de BV niet de volledige omzet verantwoord had en zwarte lonen had uitbetaald. In verband met de winstcorrecties werden aan de BV navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. Bij de DGA werden de winstcorrecties aangemerkt als uitdelingen van winst, waardoor navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboeten werden opgelegd. De Rechtbank Den Haag oordeelde in de procedure over dit geschil dat sprake was van winstuitdelingen aan de DGA door de BV. Voor zover de zwarte omzet van de BV niet aan zwarte lonen was uitbetaald vormde het box 2-inkomen van de DGA. Navordering was mogelijk op grond van kwade trouw.
GEEN NAVORDERING PRIVÉ-GEBRUIK AUTO BIJ TERBESCHIKKINGSTELLING IN DE PERSOONLIJKE SFEER
In 1994 kreeg iemand een affectieve relatie met een zeer bemiddeld persoon. Hij verleende in de jaren daarna diverse hand- en spandiensten in het binnen- en buitenland voor die persoon, zonder dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Ook werden er contante bedragen gestort op zijn bankrekening. Die werden in de IB-aangifte meestal als inkomsten uit arbeid aangemerkt. In 2005 kreeg hij via die persoon de beschiking over twee personenauto’s, een Mercedes SLK en een Nissan Roadster. Hij kon onbeperkt gebruik maken van deze auto’s. Met de fiscus ontstond er een geschil of voor het privégebruik van deze auto’s over 2005 kon worden nagevorderd. In hoger beroep oordeelde het Hof ‘s-Hertogenbosch dat de terbeschikkingstellingen waren ingegeven door in de persoonlijke sfeer gelegen motieven. Het maakte niet uit dat in voorkomende gevallen van de auto’s gebruik werd gemaakt bij het verrichten van werkzaamheden voor de bemiddelde persoon. De navordering in verband met het privégebruik van de auto’s kwam dus te vervallen.
NAVORDERING MOGELIJK BIJ NIET CONSOLIDEREN JAARSTUKKEN
Een BV exploiteerde een belastingadviespraktijk. Over de periode 1994-2008 had de BV tien keer geen aangifte gedaan en vijf keer was te laat aangifte gedaan. Over het jaar 2005 werd een ambtshalve aanslag opgelegd. Na het indien van de aangifte werd de aanslag alsnog verminderd. Naar aanleiding van de informatie die de fiscus ontving bij een bezwaarprocedure voor het jaar 2006 werd vervolgens een navorderingsaanslag 2005 aan de BV opgelegd. In geschil was de vraag of de fiscus daarvoor een nieuw feit had. De rechtbank Arnhem oordeelde van wel. De fiscus had de aangiftegegevens niet aan een nader onderzoek te hoeven onderwerpen. Er was daardoor geen sprake van een ambtelijk verzuim. De rechtbank oordeelde dat de BV in de overgelegde gegevens voor het jaar 2005 niet de resultaten van de gevoegde dochtervennootschappen had opgenomen. Volgens de rechtbank was het niet-consolideren van dochtervennootschappen een zo weinig voor de hand liggende fout, dat de fiscus daar niet verdacht op hoefde te zijn. Verder wees de rechtbank er nog op dat de fiscus er van uit mocht gaan dat de BV die zelf als professioneel belastingadviseur werkzaam was in bezwaar extra zorgvuldig zou zijn bij het alsnog samenstellen en verstrekken van aangiftegegevens.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.