Nieuwsbrief juli/ augustus 2010

VERKOOPWINST OP PERCEEL IS GEEN RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN
Een autohandelaar in exclusieve auto’s verwierf in 2005 een koopoptie op een hoogwaardige bedrijfslocatie voor 1,1 mio euro. Hij probeerde het perceel te verkopen. Potentiële kopers waren echter niet geïnteresseerd omdat auto- of detailhandel op het perceel niet was toegestaan. In 2007 oefende de autohandelaar de koopoptie alsnog uit. Hij verkocht uiteindelijk het perceel voor € 2,9 miljoen. De koper wilde er een supermarkt vestigen. Partijen spraken af dat als de daarvoor noodzakelijke bestemmingswijziging niet door zou gaan gaat, de autohandelaar een terugkoopverplichting zou hebben. Hoewel de pogingen van de autohandelaar om de bestemming gewijzigd te krijgen mislukten, werd de terugkoopverplichting niet ingeroepen. Ook tijdens de procedure was nog steeds geen supermarkt gerealiseerd. De fiscus belastte de bij de verkoop behaalde winst als resultaat uit overige werkzaamheden. De Rechtbank Breda was echter van mening dat er geen werkzaamheden verricht waren die het met de onroerendezaaktransacties behaalde voordeel konden verklaren. De pogingen om de bestemming van het perceel te wijzigen hadden immers niet tot het gewenste resultaat geleid. De meerwaarde van het perceel was dus niet ontstaan door de werkzaamheden van de autohandelaar maar was al begrepen in de (lage) aankoopprijs. De autohandelaar had bij het aangaan van de optieovereenkomst geen voorkennis van die meerwaarde. Hij had het perceel enkel verkocht aan de meestbiedende gegadigde. Het voordeel was onbelast.

OVERDRAGER ADMINISTRATIEKANTOOR IN DIENST BIJ OPVOLGER
Een administratiekantoor werd op 1 juli 1999 overgenomen. Bij de overdracht werd overeengekomen dat de voormalige eigenaar na de overdracht werkzaamheden zou blijven verrichten. Hij zou voor de werkzaamheden 15% van de gerealiseerde omzet ontvangen. Naar aanleiding van een controle legde het Uwv correctienota’s op. Volgens het Uwv was er sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De Rechtbank Breda was het daar mee eens. De betalingen aan de voormalige eigenaar hadden niet uitsluitend betrekking op de overdracht van de onderneming en waren niet los te zien van de werkzaamheden die na de overdracht waren verricht. Ook de Centrale Raad van Beroep besliste dat de betalingen moesten worden aangemerkt als tegenprestaties voor de verrichte werkzaamheden. Er was sprake van persoonlijke arbeidverrichting en van een gezagsverhouding.

AANGAAN EN WIJZIGING LENING WAS ZAKELIJK: AFWAARDERING TERECHT
Een Management-BV verrichte diensten voor een andere BV. De aandeelhouder van de Management-BV bezat in die BV een minderheidsdeelneming. De Management-BV verstrekte een lening aan die andere BV, zonder verder onder meer om zekerheid te vragen. Toen later de bank wél zekerheden bedong bij een financiering aan BV, nam de Management-BV genoegen met haar verslechterde crediteurenpositie. In een geschil over de latere afwaardering van de vorderingen oordeelde het Hof dat de verstrekte lening onder zakelijke voorwaarden was aangegaan. Voorts achtte het hof aannemelijk dat de wijzigingen van de voorwaarden in verband met de verkrijging door de BV van een lening van de bank eveneens zakelijke grondslag hadden. De Management-BV kon daarom de vordering ten laste van haar winst afwaarderen. De Minister heeft besloten om van cassatie af te zien.

PERSOONSGEBONDEN BUDGET BELAST ALS RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN
Aan een echtgenoot was over 2005 een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) toegekend van netto € 2793. De echtgenoot had in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 een bedrag van € 3830 aan periodieke uitkeringen in verband met ziekte invaliditeit of ongeval aangegeven. Bij de aanslagregeling telde de fiscus het bedrag aan PGB bij als resultaat uit overige werkzaamheden. In geschil was of dit terecht was gebeurd. De rechtbank ‘s-Gravenhage oordeelde dat uit een renseignement van de SVB blijkt dat het PGB was ingezet voor de verzorging van de echtgenote en dat voor die zorgwerkzaamheden in totaal een vergoeding van € 2793 was ontvangen. De rechtbank was van oordeel dat de vergoeding voor de zorgwerkzaamheden die was ontvangen tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden moest worden gerekend. De kosten die in het kader van de uitvoering van die werkzaamheden waren gemaakt konden in principe in mindering worden gebracht. Kosten voor hulpmiddelen en extra reiskosten vielen daar echter niet onder.

FEITELIJKE BETALING DIVIDEND NIET VAN BELANG VOOR MOMENT VAN TERBESCHIKKINGSTELLING DIVIDEND
De algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van een BV besloot op 10 juli 2009 om een dividend aan haar directeur aandeelhouder (DGA) uit te keren. De BV deed op 10 augustus 2009 aangifte dividendbelasting. In het aangiftebiljet werd vermeld dat op 10 juli 2009 een uitdeling van winst ter beschikking was gesteld en dat hierover € 31.500 aan dividendbelasting moest worden afgedragen. De dividendbelasting werd op 15 september 2009 op de rekening van de fiscus bijgeschreven. De fiscus legde een verzuimboete op wegens het niet tijdig betalen van de dividendbelasting. De BV was het niet eens met de verzuimboete. Volgens de BV was het dividend namelijk pas ter beschikking gesteld op het moment van de feitelijke betaling aan de DGA (12 september 2009). De Rechtbank ‘s-Gravenhage oordeelde dat het dividend op 10 juli 2009 onvoorwaardelijk was vastgesteld. Dit betekende dat het dividend op die datum vorderbaar was geworden en in de beschikkingsmacht van de aandeelhouder was gekomen. De datum van terbeschikkingstelling was dan ook 10 juli 2009. Dat de feitelijke betaling pas later had plaatsgevonden was volgens de rechtbank niet van belang. De boete was terecht omdat de betalingstermijn met meer dan een maand was overschreden.

SLAAPBANK EN CV-KETEL NIET ZAKELIJK
Een tandarts exploiteerde zijn tandartspraktijk in de vorm van een BV. De tandarts was daarin werkzaam als DGA. In geschil met de fiscus was of de aanschaf van een beveiligingssysteem, slaapbank en cv-ketel voor de woning als zakelijke uitgaven van de BV aangemerkt konden worden, dan wel, dan wel privé-kosten van de tandarts waren. De Rechtbank ‘s-Gravenhage oordeelde dat de aanschaf van een slaapbank niet zakelijk was door het enkele feit dat deze zich bevond in het vertrek waarin ook besprekingen met de accountant werden gehouden. Verder stelde de BV vergeefs dat patiëntengegevens in de woning werden bewaard en dat het beveiligingssysteem en de cv-ketel waren geplaatst mede met het oog op het beschermen (diefstal) en bewaren (droog houden) van die gegevens. De aangebrachte correcties waren terecht.

BTW-TARIEF OP SCHOONMAAK
Het besluit over de toepassing van het laag BTW-tarief is geactualiseerd. Er is ook een nadere toelichting op het begrip ‘schoonmaken binnen woningen’ opgenomen. Schoonmaakwerk in de woning valt onder het verlaagde tarief. Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van woningen, zoals gevelreiniging en glazenwassen, alsmede specifieke schoonmaakdiensten binnen woningen zoals schoorsteenvegen en CV-reiniging en andere niet tot de normale werkzaamheden van een schoonmaker behorende diensten, vallen buiten de reikwijdte van de post en zijn dus belast met 19%.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.