Nieuwsbrief januari 2011

LENING AAN EIGEN BV NIET ONDER ONZAKELIJKE VOORWAARDEN: AFWAARDERING AFTREKBAAR
Een directeur aandeelhouder (DGA) stelde in 2005 een bedrag ter beschikking aan zijn BV. Dit werd aangemerkt als een werkzaamheid. Met de belastingdienst ontstond vervolgens een geschil of een afwaardering op de vordering als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen kon worden. De rechter oordeelde van wel. Ten tijde van de geldverstrekking had de DGA terecht verwacht dat het met de onderneming van de BV veel beter zou gaan. De DGA wilde de BV door een moeilijke tijd helpen en wilde het concern na een reorganisatie van de bedrijfsactiviteiten weer voldoende financiële armslag geven. Er was dan geen andere conclusie mogelijk dan dat de DGA de geldlening op grond van zakelijke motieven had verstrekt. Ook kon hij ten tijde van de geldverstrekking redelijkerwijs van mening zijn dat er voldoende zekerheid bestond dat de BV in staat zou zijn de lening terug te betalen. Er mocht afgewaardeerd worden ten laste van het inkomen uit werk en woning.

AFTREK HYPOTHEEKRENTE BIJ ECHTSCHEIDING
Een man en een vrouw scheidden in 2004. De woning, waarvan ze ieder voor 50% de eigendom bezaten en de daarop rustende hypotheekschuld werden op 28 juni 2006 toebedeeld aan de vrouw. De akte van verdeling en levering dateerde van september 2006. Voor de rechter was in geschil de aftrek hypotheekrente over 2006. De vrouw was van mening dat het totaalbedrag van de betaalde hypotheekrente tot en met 8 september 2006 bij haar aftrekbaar was, omdat zij deze ook volledig had betaald. Of anders dat de helft van dit totaalbedrag bij haar aftrekbaar was als betaalde alimentatie. De rechtbank oordeelde dat het bedrag van de betaalde rente van 1 januari 2006 tot en met 28 juni 2006 bij de vrouw slechts voor de helft aftrekbaar was. Slechts de helft van de woning behoorde op dat moment tot haar eigendom. Door alle kosten van de rente voor haar rekening te nemen, had ze niet voorzien in het onderhoud van haar ex. Daarom was dit bedrag ook niet aftrekbaar als alimentatie. Wel mocht ze het bedrag van de betaalde rente tussen 28 juni en 8 september 2006 volledig in aftrek brengen. Sinds 28 juni 2006 bezat ze de volledige economische eigendom van de woning.

ONBELASTE WINST VOOR TAXATEUR NA OPKNAPPEN EN SPLITSING PAND
Een taxateur had samen met zijn echtgenote van een gemeente een pand gekocht voor € 100.000. Het pand was in bouwkundig opzicht gesplitst (boven- en benedenverdieping). Het pand was na aankoop kadastraal gesplitst, opgeknapt en verkoopklaar gemaakt. De verdiepingen waren afzonderlijk verkocht in 2003 en 2004. De fiscus stelde dat de met de verkopen behaalde winst van in totaal € 125.000 belast was. Ook werden vergrijpboeten opgelegd. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat het pand tot het privévermogen gerekend kon worden. Ook oordeelde de rechter dat de taxateur niet beschikte over bijzondere kennis en deskundigheid over dat deel van de onroerendgoedmarkt in de gemeente waartoe het pand behoorde, welke hem in staat had gesteld de winst te realiseren. Ook had de fiscus niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden normaal actief vermogensbeheer te boven waren gegaan. Evenmin was aannemelijk geworden dat het voordeel naar objectieve maatstaven redelijkerwijs te verwachten was. De winst bleef daardoor onbelast.

KOSTEN BEHANDELING ALCOHOLVERSLAVING AFTREKBAAR
Een alcoholverslaafde was in 2005 vanwege zijn verslaving tweemaal opgenomen in een kliniek in Duitsland. De behandelingen vormen het natraject van eerdere opnames in Duitsland. Die hadden niet tot volledige onthouding geleid. De verslaafde was naar de kliniek verwezen door een therapeut die niet was ingeschreven in het BIG-register. Zowel de therapeut als de kliniek was niet erkend voor de AWBZ. De ziektekostenverzekeraar CZ weigerde de kosten te vergoeden. Met de fiscus ontstond discussie of de kosten vervolgens terecht waren afgetrokken als buitengewone uitgaven. De Rechtbank Haarlem oordeelde dat de gezondheidssituatie van de verslaafde in 2004 zo ernstig was dat acute medische zorg niet in Nederland beschikbaar was. De nabehandelingskosten in 2005 van in totaal € 23.673 waren wel aftrekbaar. Er was echter ten onrechte aftrek geclaimd voor de kosten van de therapeut, de aanschaf van een blaastestapparaat, de telefoonrekening en de post onvoorzien.

LIJFRENTEAFTREK BIJ OVERDRACHT VAN ONDERNEMING ONDANKS TOEBETALING IN CONTANTEN
Eind 2002 richtten twee agrariërs een BV op. Met de BV gingen ze een maatschap aan met ingang van 1 januari 2003. In de maatschap werd de door hen gedreven onderneming ingebracht. Tevens bedongen ze in 2002 bij de BV lijfrentes voor een totaalbedrag van € 418.313. In december 2002 leenden ze € 278.000 bij de bank en op 27 december 2002 werd een bedrag van € 418.313 overgemaakt op de bankrekening van de BV als premie voor de lijfrentes. In 2003 loste de BV € 275.692 op de schuld bij de bank af. Voor de rechter was in geschil is er recht bestond op aftrek van de lijfrentepremie. Uiteindelijk besliste de Hoge Raad van wel. Door inbreng van de onderneming in de maatschap met de BV, was een evenredig deel van de onderneming overgedragen aan de BV. In gevallen waarin de waarde van de bedongen lijfrente de waarde van de overgedragen onderneming oversteeg, stond een (toe)betaling in contanten niet in de weg aan lijfrenteaftrek. De Hoge Raad heeft de zaak verder verwezen.

GEBRUIKSVERGOEDING VOOR ECHTGENOTE DIE ECHTELIJKE WONING VERLIET NIET AFTREKBAAR
Van een gehuwd echtpaar verliet de vrouw op 28 november 2001 de echtelijke woning. In verband met de bewoning kwamen man en vrouw in januari 2005 overeen dat de man een vergoeding aan de vrouw zou betalen totdat de woning was overgedragen aan de man. In maart 2005 werd de woning aan hem overgedragen. Hij betaalde aan zijn ex een bedrag van € 3.804 op grond van de overeenkomst. Dit bedrag bracht hij in zijn aangifte over 2005 in aftrek als rente van een schuld voor de eigen woning. De fiscus corrigeerde dit. De Rechtbank Haarlem oordeelde dat er geen sprake was van aftrekbare hypotheekrente. Het recht op de vergoeding was pas ontstaan in januari 2005. Volgens de rechtbank was er dan ook in de periode 2002-2004 geen sprake van een schuld die de man ten opzichte van de vrouw was aangegaan ter verwerving van de woning. Een gebruiksvergoeding voor het gebruik van een nog niet verdeelde echtelijke woning was ook niet gelijk te stellen aan aftrekbare hypotheekrente. De fiscus kreeg gelijk.

BOETE NIET TIJDIG VASTGESTELD

Vanaf 1 februari 2005 werd bij een bedrijf een boekenonderzoek ingesteld. Onder andere werd onderzoek gedaan naar de LB-aangifte over 2000. Op 6 december 2005 kondigde de fiscus aan dat ter behoud van rechten een LB-naheffingsaanslag 2000 opgelegd zou worden. Tevens gaf de fiscus aan dat zou worden onderzocht of een boete zou worden opgelegd en dat het recht om de boete op te leggen na zes maanden na vaststelling van de naheffingsaanslag zou vervallen. De naheffingsaanslag LB werd op 27 december 2005 opgelegd. De boete van 50% vervolgens op 17 maart 2006. Over het geschil over de naheffing oordeelde de rechter dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De boete moest echter vervallen. Deze was niet gelijktijdig met het opleggen van de aanslag opgelegd. De boete moest in principe gelijktijdig bij het vaststellen van de naheffingsaanslag worden opgelegd. Een uitzondering zou gelden als de feiten en omstandigheden op grond waarvan werd nageheven pas in het laatste half jaar voor afloop van de naheffingstermijn bekend zouden worden (hier op of na 1 juli 2005). Omdat het kortstondige onderzoek op 1 februari 2005 was begonnen en beperkt van omvang was, waren de feiten en omstandigheden op grond waarvan werd nageheven al vóór 1 juli 2005 bekend. Daardoor was de boetebeschikking niet tijdig vastgesteld.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.