Nieuwsbrief januari 2009

OP SUPPLETIE (AMBTSHALVE) TERUGGEGEVEN OMZETBELASTING KAN NIET MEER WORDEN NAGEHEVEN
Een VOF had over het eerste en tweede kwartaal van 2005 omzetbelasting aangegeven en afgedragen. In september 2005 diende de VOF gecorrigeerde aangiften in voor die kwartalen. De inspecteur merkte deze aangiften aan als verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting. Er werden ambtshalve teruggaven verleend tot een totaalbedrag van € 13.151. Naar aanleiding van een boekenonderzoek kwam de fiscus daar echter weer op terug. Het teruggegeven bedrag werd via een naheffingsaanslag omzetbelasting nageheven. Hof ‘s-Gravenhage bevestigde in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank. Die had beslist dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd tot nihil. Ook de Hoge Raad was het daarmee eens. Ambtshalve teruggegeven omzetbelasting kan niet worden nageheven. In dit geval was geen sprake van teruggaven die waren verleend naar aanleiding van op de belastingwet gebaseerde verzoeken. Ook was geen naheffing mogelijk omdat de naheffingsaanslag er niet toe strekte na te heffen wat, rekening houdend met de teruggaaf, aan omzetbelasting onbetaald was gebleven.

ONTERECHT TE VERREKENEN VERLIES VAN RUIM € 1,2 MILJOEN DOOR FOUT BELASTINGDIENST
In een aangifte IB/PVV 2001 was abusievelijk € 1.327.919 in plaats van € 13.279,19 in aftrek gebracht als eigenwoningrente. De fiscus legde de aanslag op conform de ingediende aangifte. Het verlies werd bij beschikking vastgesteld op € 1.294.649. Later werd een navorderingsaanslag opgelegd, maar werd vergeten om het vastgestelde verlies in het systeem aan te passen. Dit verlies werd daarna verrekend en leidde tot nihilaanslagen over de jaren 2002 t/m 2004. In geschil was of de inspecteur deze verliesverrekening via navordering ongedaan kon maken. Rechtbank Arnhem oordeelt dat dit niet kon. De belastingdienst was vergeten het vastgestelde verlies van € 1.294.649 uit het systeem te verwijderen. Er was volgens de rechtbank sprake van een onjuiste gegevensverwerking. Fouten als deze vloeiden voort uit een bepaalde werkwijze waarvoor binnen de belastingdienst was gekozen. Die bleven dan ook voor rekening van de belastingdienst. Er was geen sprake van een verschil tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet was vastgesteld. De rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen.

GEEN NAVORDERING OMDAT FISCUS ZELFSTANDIGENAFTREK EERDER HAD MOETEN ONDERZOEKEN
Een ondernemer claimde in zijn aangifte IB/PVV 2001 ten onrechte zelfstandigenaftrek. Nadat de fiscus die fout ontdekte werd een navorderingsaanslag opgelegd. In geschil was of sprake was van een nieuw feit. Het Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelde dat de inspecteur een ambtelijk verzuim had begaan (geen nieuw feit) door bij het opleggen van de primitieve aanslag geen onderzoek te doen naar de zelfstandigenaftrek. De inspecteur wist of kon weten dat de ondernemer onder de per 1 januari 2001 van de zelfstandigenaftrek uitgesloten categorie viel van de ongebruikelijke samenwerkingsverbanden. De navorderingsaanslag verviel.

ONDERHANDS SCHULDIG ERKENDE BEDRAGEN MOGEN IN MINDERING WORDEN GEBRACHT OP NALATENSCHAP
Een moeder schonk in de jaren 1996-2005 bedragen aan haar dochter en zoon. Moeder bleef de bedragen schuldig. Voor de schenkingen werden slechts onderhandse akten opgemaakt, welke alleen door moeder ondertekend werden. Moeder betaalde wel rente over de schuldig erkende bedragen en loste tot haar overlijden bedragen van in totaal € 239.074 af op een in totaal schuldig erkend bedrag van € 349.378. Ze overleed op 30 juni 2005. Het bedrag dat ze op dat moment nog schuldig was aan haar kinderen werd in mindering gebracht op de nalatenschap. Volgens de fiscus was er sprake van een rechtsgeldige schenking gedaan na overlijden. De aftrek werd niet geaccepteerd. Rechtbank Breda besliste echter dat de schuldigerkenningen geen schenkingen terzake van overlijden waren. De rechtbank overwoog hierbij dat moeder met ‘de warme hand’ (tijdens haar leven) had willen schenken en dat de kinderen door de schuldigerkenningen ook gebruik konden maken van de geschonken bedragen zoals het hen uitkwam. Dit bleek volgens de rechtbank ook uit de feitelijke gang van zaken nu ongeveer 2/3e deel van de schuldig erkende bedragen tijdens het leven van moeder waren afgelost. Volgens de rechtbank was door de aflossingen ook duidelijk dat het niet de bedoeling van partijen was dat de bedragen pas na het overlijden opeisbaar zouden zijn. De aanslag werd verminderd.

SLECHTS BESPARINGSWAARDE BELAST VOOR VOORDEEL VAN GEBRUIK MOBIELE TELEFOON VAN DE ZAAK
Een BV stelde mobiele telefoons ter beschikking aan een aantal personeelsleden. Zij mochten de telefoons ook gebruiken voor privégesprekken. De fiscus was van mening dat het ter beschikking stellen van de mobiele telefoons als loon moest worden aangemerkt en legde een naheffingsaanslag op. De Rechtbank Breda besliste dat er inderdaad sprake was van loon. Voor de vaststelling van de omvang van het voordeel moest van de besparingswaarde worden uitgegaan. De fiscus stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak en was van mening dat van de werkelijke waarde van het privégebruik (gespreks- en abonnementskosten) moest worden uitgegaan. Ook in hoger beroep besliste het Hof ‘s-Hertogenbosch echter dat voor de mobiele telefoons de besparingswaarde in aanmerking moest worden genomen. De waardering van het voordeel voor de jaren 1999-2001 door de inspecteur was onjuist. De waarderingsregel die de fiscus hanteerde gold alleen voor de vaste telefoon in de woning van de werknemer. Voor 2002 en 2003 gold de waarderingsregel weliswaar ook voor mobiele telefoons, maar alleen voor verstrekte telefoons. De telefoons die de BV ter beschikking stelde, bleven eigendom van de BV.

GEEN ONGEBRUIKELIJK SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN ECHTGENOTEN
Man en vrouw dreven samen in firmaverband een onderneming. De activiteiten van de onderneming bestonden uit de verkoop, de opbouw en het onderhoud van hydraulicasystemen in vrachtauto’s. Er waren tien personeelsleden in dienst, werkzaam in twee filialen en de omzet was ongeveer € 2.000.000. De fiscus weigerde de zelfstandigenaftrek bij de vrouw, omdat sprake zou zijn van werkzaamheden van hoofdzakelijk ondersteunende aard en van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. De Rechtbank en het Hof Arnhem vonden dat er geen sprake was van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. Het hof achtte namelijk aannemelijk dat de overeengekomen taakverdeling tussen de vennoten (vrouw: administratie, personeels- en financiële beleid; de man: verkoop en techniek) ook voorkwam bij samenwerkingsverbanden tussen niet-verbonden personen.

LAGERE BOETE VOOR AUTOHANDELAAR DOOR KLANTONVRIENDELIJKE INSPECTEUR

Een BV exploiteerde een autobedrijf. Op 17 oktober 2004 werden 12 auto’s enige tijd buiten de showroom geplaatst, om een andere auto naar buiten te kunnen rijden. Omdat de auto’s niet waren voorzien van een handelaarskenteken legde de inspecteur 12 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting op met telkens 100% boete. Het Hof Den Haag besliste dat de BV niet had voldaan aan de voorwaarden van de handelaarsregeling en dat de MRB-naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. Ten aanzien van de boeten besliste de rechter dat ze niet in een goede verhouding stonden tot de ernst van de feiten waarvoor de boeten waren opgelegd. Het hof wees er op dat de fiscus vrijwel niets had gedaan om het herhaaldelijk opleggen van naheffingsaanslagen te voorkomen. De inspecteur had de BV er volgens het hof op kunnen wijzen dat zij meer handelaarskentekens diende aan te vragen en de inspecteur had behulpzaam kunnen zijn bij het verkrijgen van de benodigde handelaarskentekens. Het hof achtte hierbij ook van belang dat de BV steeds had beweerd dat de RDW weigerde om meer handelaarskentekens af te geven. Dit terwijl het volgens de inspecteur wel mogelijk was om onbeperkt handelaarskentekens te verkrijgen.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.