Nieuwsbrief februari 2014

VERLIES OP DEELNAME IN CV GEEN NEGATIEF ROW
In februari 2007 werd een lening van € 650.000 verstrekt aan een CV. De geldverstrekker zou een vaste rente van 9% per jaar ontvangen. De CV kocht levenpolissen op de secundaire markt in de VS. Ter financiering van zijn lening aan de CV had de geldverstrekker bij een bank een hypothecaire lening tegen 5% rente opgenomen. Daarbij diende de echtelijke woning als onderpand. In december 2008 bleek dat er sprake is van beleggingsfraude. De CV ging failliet. De vraag was of de geldverstrekker het geleden verlies op de deelname in de CV als negatief resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) in aftrek kon brengen. De fiscus stelde van niet. De rechter oordeelde dat de geldverstrekker niet aannemelijk had gemaakt dat de arbeid van derden (een financieel adviseur) aan hem moest worden toegerekend. Evenmin was aannemelijk dat deze arbeid het niveau van normale arbeid van (actief) vermogensbeheer te boven ging. Het enkele feit dat een geldlening was afgesloten, kennelijk omdat er onvoldoende liquide middelen waren, was niet voldoende om tot het oordeel te komen dat sprake was geweest van ROW in plaats van een vorm van beleggen. In dit geval was sprake van een belegging waarvan de vordering en de daarmee causaal verband houdende hypothecaire lening onderdeel vormden van de rendementsgrondslag.

ONVERKLAARBARE GESTORTE GROTE CONTANTE BEDRAGEN BELAST ALS ROW
Een exploitant van een broodjeszaak en een in juli 2004 beëindigde automatiek dreef sinds 1 november 2003 een onderneming in de vorm van een BV. Daarvan was hij directeur-aandeelhouder (DGA). Deze onderneming hield zich bezig met de productie en (groot)handel in vlees. Bij een boekenonderzoek werd geconstateerd dat de DGA in het jaar 2004 vanuit zijn privévermogen meerdere omvangrijke stortingen in de BV, de broodjeszaak en de automatiek had gedaan. Daarnaast waren omvangrijke bedragen in contanten betaald aan een GmbH. Volgens de fiscus waren deze bedragen verdiend met de aan- en verkoop van vastgoed vanaf 2003. Het inkomen over het jaar 2004 werd met onder andere € 729.331 negatieve kas gecorrigeerd en het totale belastbare inkomen uit werk en woning werd vastgesteld op € 762.481. Tevens werd een boete opgelegd. Het geschil werd aan de rechter voorgelegd. Die concludeerde dat de verklaring voor de storting dat een bedrag van € 650.000 aan contanten als lening was ontvangen, niet geloofwaardig was. De fiscus werd in het gelijk gesteld.

VERLENEN VAN PERSOONLIJKE ZORG EN VERZORGEN ADMINISTRATIES GEEN ONDERNEMINGSWERKZAAMHEDEN
Een boekhouder verzorgde de boekhouding van twee kleine ondernemingen en de belastingformulieren voor 10 tot 15 particulieren. In het jaar 2010 ontving hij hiervoor € 897. Daarnaast had hij de persoonlijke zorg voor zijn echtgenote op zich genomen. Die was zorgbehoevend en ontving daarvoor een persoonsgebonden budget. Een deel van de inkomsten uit het persoonsgebonden budget werd opgegeven als winst uit onderneming. De fiscus corrigeerde de aangifte omdat er onder andere geen sprake was van ondernemerschap. Het ondernemingsverlies werd niet geaccepteerd. Daarnaast werden de inkomsten vanwege de persoonlijke zorg bijgeteld en aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens de Rechtbank Zeeland-West-Brabant waren de werkzaamheden die bestonden uit het verlenen van zorg op het administratieve vlak en de persoonlijke verzorging te verschillend van aard om al deze werkzaamheden tot één onderneming te rekenen. De werkzaamheden moesten daarom afzonderlijk worden beoordeeld voor de beantwoording van de vraag of de daarmee behaalde voordelen konden worden aangemerkt als winst uit onderneming.

VORDERING OP STARTENDE ONDERNEMER NIET INBAAR
Een ondernemer had een assurantiekantoor en wilde in 2005 een café-restaurant beginnen. Hij kreeg een Tante Agaath-lening. Omdat de ondernemer de lening niet kon terugbetalen, verzocht de geldverstrekker aan de fiscus om een beschikking betalingsonmacht af te geven. De fiscus weigerde aan dat verzoek te voldoen. Volgens de inspecteur was de vordering nog wel voor verwezenlijking vatbaar. In hoger beroep oordeelde de rechter van Hof Arnhem – Leeuwarden dat de kwijtgescholden vordering ten tijde van de kwijtschelding niet meer voor verwezenlijking vatbaar was. De ondernemer had op de zitting verklaard dat er al tijdens de verbouwing financieringsproblemen optraden en dat hij gezondheidsproblemen had gekregen. Verder verklaarde hij nog dat hij volledig aan de grond zat en sinds 2008 geen andere inkomsten had dan een bijstandsuitkering. Het restaurant was op een mislukking uitgelopen; het assurantiekantoor was ten onder gegaan. Het verlies op de verstrekte lening was daardoor aftrekbaar.

MIA EN VAMIL VOOR MELKVEESTAL
Een melkveehouder ging in 2008 verplichtingen aan voor de bouw van een melkveestal met vier melkrobots. In geschil met de fiscus was de toepassing van de MIA en de Vamil. Volgens de fiscus behoorde een bedrag van € 401.570 niet tot de grondslag van de MIA en de Vamil. Dit bedrag zou zien op onderdelen van de melkrobot die dienden voor het verzamelen van melk. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat de melkrobots wel degelijk bijdroegen aan de verlaging van de ammoniakemissie. Dit bleek uit een milieu-advies. Uit dit advies bleek onder andere dat de melkrobots aan de ammoniakemissie bijdroegen door de verkleining van het ammoniak emitterend oppervlak en de mogelijkheid tot beïnvloeding van de foerage en de verhoging van de melkproductie per koe. De melkveehouder werd in het gelijk gesteld.

VAKANTIEWONING GEEN HOOFDVERBLIJF
Een man en zijn echtgenote waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Zij hadden twee huizen, waarvan één in Renesse in de gemeente Schouwen-Duiveland. De echtgenote had zich in Renesse laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Deze gemeente legde aan de man een aanslag forensenbelasting op. Die stelde vervolgens dat de aanslag onterecht was omdat zijn echtgenote de woning permanent bewoonde en dus in de gemeente Schouwen-Duiveland haar hoofdverblijf had. In hoger beroep oordeelde de rechter dat terecht een aanslag forensenbelasting was opgelegd. Er was niet aannemelijk gemaakt dat de echtgenote hoofdverblijf hield in Renesse. Hoewel de heffingsambtenaar de bewijslast had om aannemelijk te maken dat voldaan werd aan de voorwaarden van het belastbare feit, bracht een redelijke verdeling in dit geval een andere verdeling van die bewijslast mee. Van de heffingsambtenaar kon niet worden verlangd om een negatief bewijs te leveren, namelijk dat de echtgenote geen hoofdverblijf in de gemeente Schouwen-Duiveland had. De man was de meest gerede partij om aannemelijk te maken dat zijn echtgenote in 2011 haar hoofdverblijf in Renesse had. Hij was daarin niet geslaagd. De aanslag was daarom terecht.

GEEN FISCALE GEVOLGEN OVERDRACHT PENSIOEN BINNEN FE
Een NV had een pensioen toegezegd aan haar DGA. De uitvoering van de pensioenregeling was eind 1993 overgedragen aan een binnen een fiscale eenheid (FE) gevoegde dochtermaatschappij van de NV. Op 1 september 2010 betaalde de NV een bedrag ter grootte van het verschil tussen de fiscale balanswaarde en de WEV van de pensioenverplichting aan haar dochtervennootschap. Vervolgens werden de aandelen in de dochtervennootschap verkocht aan de kinderen van de DGA. In de VPB-aangifte 2010 bracht de NV een bedrag van € 1,3 mio in aftrek in verband met de pensioenregeling. De fiscus corrigeerde die aangifte met € 1,2 mio. De NV stelde dat de indexatielasten op de fiscale balans van de fiscale eenheid moesten worden geactiveerd en dat deze actiefpost achterbleef op de balans van de overdragende vennootschap bij ontvoeging van de dochtervennootschap. De Rechtbank Gelderland oordeelde dat de overdracht van de pensioenvoorziening fiscaal geen gevolgen had. De dochtervennootschap moest na haar ontvoeging uit de fiscale eenheid, de voorziening op haar balans opnemen voor de waarde waarvoor zij onmiddellijk voor de ontvoeging op de balans van de fiscale eenheid was opgenomen. Volgens de rechtbank ontstond er namelijk geen actiefpost als gevolg van de overdracht van de pensioenvoorziening binnen de fiscale eenheid. De fiscus werd in het gelijk gesteld.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.