Nieuwsbrief december 2013

SCHADEVERGOEDING BIJ LANGE AFHANDELINGSDUUR BEZWAAR
Aan een particulier werden navorderingsaanslagen met boete opgelegd over de periode 1990 tot en met 2000 in verband met een verzwegen bankrekening bij de Kredietbank Luxemburg. Volgens de Rechtbank was het beroep gegrond voor wat betreft de navorderingsaanslag over het jaar 1995. Op de zitting was komen vast te staan dat tussen partijen niet langer in geschil was dat deze navorderingsaanslag niet met de vereiste voortvarendheid was opgelegd. Deze navorderingsaanslag werd met de daarmee samenhangende boete vernietigd. Voor het overige bleven de aanslagen in stand. Door de lange behandelingsduur van het bezwaar en beroep was de rechtbank ook van mening dat recht bestond op een vergoeding van de immateriële schade. De termijnoverschrijding was volgens de rechtbank 3 jaren en bijna 6 maanden. Dit leidde tot een vergoeding van € 3.500.

GEEN MEDISCHE INDICATIE VOORAF NODIG VOOR AFTREK KOSTEN BOUW GARAGE VOOR INVALIDE
Een mevrouw leed aan een (progressieve) spierziekte en was sinds december 2000 volledig rolstoelafhankelijk. In verband met haar ziekte werd een garage aan de woning gebouwd. In de IB-aangifte 2007 werd een deel van de kosten van de garage (€ 25.000) in aftrek gebracht als uitgaven voor andere hulpmiddelen. De fiscus stond deze aftrek niet toe, omdat niet uiterlijk vóór de bouw van de garage door een medisch deskundige was vastgesteld dat een functiebeperking tot de woningaanpassing noopte. De rechter oordeelde dat een achteraf opgesteld medisch voorschrift ook voldoende was om aan te tonen dat de bouwkosten kwalificeerden als uitgaven voor andere hulpmiddelen. Achteraf was komen vast te staan dat de woningaanpassing medisch geïndiceerd was. Het feit dat deze indicatie niet voorafgaand aan de woningaanpassing door een medisch deskundige was vastgesteld, kon niet leiden tot het weigeren van de aftrek.

UITDELING VOOR ONZAKELIJKE HUURPRIJS
Een BV huurde een deel van een woning van haar directeur aandeelhouder (DGA). Volgens de BV gebruikte de DGA 55% van de woning en werd de woning voor de rest zakelijk gebruikt. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelde de fiscus dat de BV uitdelingen van dividend aan de DGA had verricht. De fiscus stelde onder andere dat de DGA de woning geheel voor privé in gebruik had. Verder was de betaalde huurprijs volgens de fiscus onzakelijk laag. De inspecteur legde naheffingsaanslagen dividendbelasting aan de BV op in verband met de geconstateerde uitdeling. De aanslagen hadden ook betrekking op reis- en verblijfkosten die de BV had vergoed. Hof Amsterdam oordeelde in hoger beroep, dat de BV een uitdeling had verricht in verband met de verhuur van de woning. Volgens het hof was de in rekening gebrachte huur inderdaad onzakelijk laag. Verder merkte het hof nog op dat de DGA de woning niet geheel voor privéaangelegenheden had gebruikt, maar voor 90%. Er was voor 10% sprake van zakelijk gebruik.

DIEFSTAL VAN WERKGEVER BELAST ALS RESULTAAT OVERIGE WERKZAAMHEDEN (ROW)
Een werknemer had in de periode 1 januari 2005 tot medio juni 2006 in zijn functie van statutair bestuurder van zijn toenmalige werkgever ruim € 1,8 miljoen overgemaakt naar zijn eigen bankrekening. Hij was daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. De fiscus had een tijdsevenredig berekend deel, groot € 800.000, aan het jaar 2006 toegerekend en bij de werknemer in de heffing betrokken als resultaat uit overige werkzaamheden. In navolging van de Rechtbank oordeelde Hof ‘s-Hertogenbosch dat de naar privé overgemaakte bedragen resultaat uit overige werkzaamheden vormden. De gelden waren niet als lening verstrekt. De verliezen die vervolgens waren geleden met het beleggen van het gestolen geld hadden een privé karakter en waren dus niet aftrekbaar.

NA AFLOOP HUUR WAS WONING EXPAT WEER BOX-1 WONING
Een expat was in 2003 door zijn werkgever naar het buitenland gezonden. Van 30 juli 2008 tot en met 17 september 2009 verhuurde hij zijn eigen woning. De fiscus was van mening dat de woning door de verhuur geen eigen woning meer was. Er werd een navorderingsaanslag opgelegd.
De Rechtbank Den Haag oordeelde dat de woning ondanks de tijdelijke verhuur, nog steeds een eigen woning was. De woning kon uitsluitend gedurende de verhuurperiode niet als eigen woning worden aangemerkt. Na afloop van die verhuurperiode moest de woning volgens de rechtbank wel weer als een eigen woning worden aangemerkt. De rechtbank verminderde de navorderingsaanslag.

Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.