GEEN VAR-WUO VIA VOOORLOPIGE VOORZIENING
Een zelfstandige in de zorg kreeg geen nieuwe opdrachten meer nadat haar VAR winst uit onderneming (VAR-wuo) was gewijzigd in een VAR loon. Ze verzocht de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland om de fiscus op te dragen de VAR over 2014 te wijzigen in een VAR-wuo. De voorzieningenrechter wees dat verzoek af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was er in dit geval geen spoedeisend belang. Er was geen sprake van een financiële noodsituatie. De stagnatie van de werkzaamheden was volgende de rechter een gevolg van de keuze van de zorgbemiddelingskantoren om alleen zorgverleners met een VAR-wuo in te schakelen, dan wel van de keuze van de zelfstandige zelf om alleen als zelfstandige via deze kantoren werkzaam te willen zijn. De continuïteit van de werkzaamheden was niet in gevaar gekomen door de beslissing van de fiscus om een VAR-loon af te geven.
UITDELING VOOR BETALINGEN AAN VENNOOTSCHAP ZOON
Een directeur aandeelhouder (DGA) hield alle aandelen in een BV. Uit een boekenonderzoek bleek dat de administratie niet op orde was en dat er diverse privé-uitgaven als kosten waren geboekt. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek legde de fiscus IB-(navorderings)aanslagen op. Hierbij merkte de fiscus onder andere uitgaven met betrekking tot de kosten van een auto, die één van de werknemers aan de BV ter beschikking had gesteld, aan als door de DGA genoten winstuitdelingen van de BV. Hof Amsterdam oordeelde dat de fiscus aannemelijk had gemaakt dat de BV kosten voor de DGA voor haar rekening had genomen en daarmee bewust en op niet zakelijke gronden een voordeel aan de DGA ten goede had laten komen. Ook waren terecht correcties doorgevoerd in verband met betalingen aan een vennootschap van de zoon van de DGA, voor beveiliging van het woonhuis, de kosten voor de privé auto’s en een digitale camera.
OVERDRACHT ONDERNEMING EN BTW
Een vereniging behartigde de belangen van ondernemers in de schilders- en onderhoudsbranche. De rechtsopvolgers van de vereniging waren tot 1987 ook actief als verzekeringstussenpersoon. Deze rechtsopvolgers hadden per 1 januari 1987 hun assurantieportefeuilles ingebracht, onder voorbehoud van de eigendom. De vereniging werkte sindsdien samen met een verzekeringstussenpersoon, een VOF. Die beheerde de portefeuilles. In geschil met de fiscus was of de van de VOF ontvangen provisies belast waren voor de BTW. Rechtbank en Hoge Raad oordeelden van wel. Het Hof ‘s-Gravenhage had nog geoordeeld dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. Dit omdat de op 1 januari 1987 gesloten transactie voor de BTW had te gelden als de overgang of overdracht van een algemeenheid van goederen. De Hoge Raad oordeelde echter dat art. 31 Wet OB 1968 alleen van toepassing was bij overdracht of overgang van lichamelijke zaken en/of onlichamelijke zaken indien daarmee een autonome economische activiteit kon worden voortgezet. Het voortzetten van de feitelijke werkzaamheden als tussenpersoon volstond daartoe niet. De zaak werd verwezen.
GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN NL EN USA
Vanaf september 2015 gaat de Nederlandse Belastingdienst automatisch gegevens uitwisselen met de Amerikaanse belastingdienst (IRS). Ook zal de fiscus gegevens van Nederlandse belastingplichtigen van de Verenigde Staten ontvangen.
GEBRUIKELIJK LOON ORTHODONTISTE
Een BV exploiteerde een orthodontistenpraktijk in Nederland. De DGA was tevens werkneemster van de BV. De andere acht werknemers waren twee tandartsassistentes, drie mondhygiënisten, twee verpleegkundigen en een werkster. In 2003 was de winst van de BV € 331.074. Het salaris van de meestverdienende andere werknemer was, uitgaande van drie werkdagen per week, € 35.935. De enige indirecte aandeelhouders van de BV zijn de DGA en haar echtgenoot. In geschil met de fiscus was primair of het Verdrag NL – België toestond dat Nederland bij de BV kon naheffen over het in 2003 door de fiscus vastgestelde gebruikelijk loon van de in België wonende echtgenoot van de DGA, die tevens middellijk aandeelhouder was. Voorts was de hoogte van het gebruikelijk loon in geschil en in het bijzonder of dit loon terecht was vastgesteld op basis van de afroommethode. De fiscus had daardoor het loon van € 59.783 met € 77.017 verhoogd. De Rechtbank en Hof ‘s-Gravenhage stelden de fiscus in het gelijk. De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsbevoegdheid met betrekking tot het gebruikelijk loon van de echtgenoot door het Verdrag aan Nederland was toegewezen. De afroommethode mocht echter niet worden toegepast wanneer er naast de DGA nog meer werknemers in dienst van de BV waren. In dat geval kon namelijk niet worden aangenomen dat de opbrengsten van de BV (nagenoeg) geheel voortvloeiden uit de door de DGA daarvan in zijn hoedanigheid van werknemer verrichte arbeid. Na verwijzing oordeelde Hof Amsterdam dat de fiscus de hoogte van het gebruikelijk loon onvoldoende aannemelijk had gemaakt. Zowel de afroom- als de winstreductiemethode waren duidelijk in strijd met het verwijzingsarrest. De fiscus maakte voor het overige niet aannemelijk dat de BV in 2003 aan de echtgenoot een hoger loon als arbeidsbeloning had moeten toekennen.
DOOR NADER ONDERZOEK ACHTERWEGE TE LATEN WAS ER GEEN NIEUW FEIT
Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van twee BV’s kocht in 1998 van één van die BV’s een perceel grond van bijna 2 ha. Vanaf 2002 en latere jaren rekende de DGA het perceel steeds tot de eigen woning in box 1, als zijnde een aanhorigheid van zijn woonboerderij. Volgens de fiscus hoorde het perceel echter in box 3, in het bijzonder vanwege de grootte. De fiscus vorderde na. Die navordering was bij de rechter in geschil. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een nieuw feit. De aanslagregelaar bij de fiscus had in 2005 de beschikking over de leveringsakte en had volgens de rechter dus nader onderzoek moeten doen. De nalatigheid van de aanslagregelaar moest aan de fiscus worden toegerekend. De aanslagregelaar had met name de fiscale kwalificatie van het perceel (box 1 of box 3) moeten onderzoeken.
VERDELING KOSTEN VOLGENS OVEREENKOMST WAREN NOG GEEN KOSTEN VOOR GEMENE REKENING
Een Stichting verrichtte van BTW vrijgestelde onderwijsprestaties voor andere onderwijsinstellingen. Tot 1 januari 2009 maakte de stichting gebruik van de koepelvrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel u van de Wet OB. Door een wetswijziging per 1 januari 2009 kon de stichting zich niet meer op deze vrijstelling beroepen. In verband met de wetswijziging stuurde de stichting een brief naar de deelnemende scholen en stuurde ze een kostenverdelingsovereenkomst mee. In de brief werd aangegeven dat de wijze van doorberekenen van de salaris-, personeels- en overige kosten (de bijdrageregeling) veranderde. De Stichting stelde dat ze door deze bijdrageregeling geen BTW was verschuldigd. Dit omdat de bedragen uitsluitend een verrekening vormden van rechtstreeks voor gemene rekening gemaakte kosten. Verschuldigdheid van BTW was dan niet aan de orde. In hoger beroep oordeelde Hof Amsterdam dat de door de Stichting vanaf 1 januari 2009 ontvangen bedragen niet konden worden aangemerkt als een deel van voor gemene rekening gemaakte kosten. De Stichting had niet aannemelijk gemaakt dat het risico van de kosten de Stichting en de instellingen volgens een vaste verdeelsleutel aanging. De Hoge Raad oordeelde dat er slechts sprake was van kosten voor gemene rekening als kosten werden gemaakt voor twee of meer ondernemers die in eerste instantie door een van hen zouden worden betaald en voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de deelnemende ondernemers zouden worden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel zou aangaan. Daarvan was hier geen sprake. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof.
Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie.