Managementvergoeding aan BvbA aftrekbaar

De voor 55,25% middellijk aandeelhouder van een bouwbedrijf woonde in België. Zijn echtgenote was enig aandeelhouder van een eveneens in België gevestigde vennootschap (BvbA). Daarvan was haar man gevolmachtigde. Op grond van een managementovereenkomst betaalde de Nederlandse BV elk jaar een vaste managementvergoeding van € 90.000 aan de BvbA. De fiscus stelde dat dit een beloning was voor door de echtgenoot op persoonlijke titel verrichte werkzaamheden. De fiscus stelde ook dat de vergoeding onzakelijk hoog was en dat sprake was van een fictieve dienstbetrekking tussen de man en de BV waarin hij middellijk de aandelen hield. De fiscus legde VPB-(navorderings)aanslagen op en tevens diverse naheffingsaanslagen in de loonsfeer. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat er geen concreet bewijs was dat in privé de werkzaamheden voor de Nederlandse BV waren verricht. In het maatschappelijk verkeer was het ook niet ongebruikelijk om werkzaamheden via een rechtspersoon te verrichten. De fiscus maakte daardoor niet aannemelijk dat de vergoeding van € 90.000 te hoog was. De BV had nagelaten gegevens in haar administratie op te nemen, waaruit was op te maken dat ondanks de gelieerdheid sprake was van zakelijke voorwaarden, maar dat kon niet leiden tot omkering van de bewijslast. Er was namelijk door de fiscus geen informatiebeschikking afgegeven. Ook de naheffingsaanslagen loonbelasting waren niet terecht. De werkzaamheden die voor de BV waren verricht, waren verricht ten behoeve van de BvbA. De aanslagen kwamen te vervallen.

uitspraak: