De belangrijkste op Prinsjesdag aangekondigde maatregelen voor 2019 zijn:
- Het toptarief in de IB en LB wordt in 2019 51,75%. In de tweede en derde schijf geldt een tarief van 38,10%. Het tarief in de eerste schijf wordt 36,65%.
- Voor AOW-gerechtigden geldt in de eerste schijf een tarief van 18,75% en in de tweede schijf een tarief van 20,20%.
- De hoogste tariefschijf begint tot en met 2021 op hetzelfde niveau als nu (€ 68.507).
- Het maximum van de algemene heffingskorting wordt in 2019, 2020 en 2021 geleidelijk verhoogd met in totaal € 358.
- Het maximum van de arbeidskorting wordt verhoogd, de arbeidskorting gaat over een langer inkomenstraject oplopen en wordt sneller afgebouwd.
- De opbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting gaat gelijkmatiger plaatsvinden. Vanaf het drempelinkomen gaat de korting geleidelijk vanaf nihil.
- De voorwaartse verliesverrekeningsperiode in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar. Er komt een overgangs- en een voorrrangsregeling voor verliezen t/m 2018.
- Verlaging Vpb-tarief naar 19% voor winsten tot € 200.000 en voor hogere winsten 24,3%.
- De voorwaartse verliesverrekeningsperiode in de Vpb wordt verkort van negen naar zes jaar. Er komt een overgangs- en een voorrrangsregeling voor verliezen t/m 2018.
- De afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de Vpb wordt beperkt tot 100% van de WOZ-waarde van dat gebouw. Daarmee vervalt het onderscheid voor afschrijving op gebouwen in eigen gebruik en andere gebouwen.
- Niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een andere EU-lidstaat, EER-staat, Zwitserland of de BES-eilanden krijgen in voorkomende gevallen steeds recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dit geldt ook voor de betreffende buitenlandse belastingplichtigen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting in Nederland.
- Uitgaven voor lijfrenteaanspraken gedaan vóór 1 januari 1992 of in de periode 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009 en aanspraken en bijdragen ingevolge een pensioenregeling die vóór 16 juli 2009 niet tot het loon zijn gerekend, blijven buiten de conserverende aanslag in geval van emigratie.
- In de loonbelasting wordt de maximale looptijd van de 30%-regeling per 1 januari 2019 met drie jaar verkort voor zowel de nieuwe als de bestaande gevallen. Voor werknemers waarvoor op de beschikking 30%-regeling een einddatum staat in de periode 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022 betekent dit dat de 30%-regeling door de verkorting vanaf 1 januari 2019 niet langer mag worden toepast. Er komt alleen overgangsrecht met betrekking tot de schoolgelden voor internationale scholen. Schoolgelden voor internationale scholen voor het kalenderjaar 2018/2019 kunnen ook na de verkorting onbelast vergoed of verstrekt worden.
- Het voor een kalenderjaar geldende plafond van de vrijwilligersregeling wordt met € 200 verhoogd. De bedragen worden € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar.
- Het verlaagde BTW-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%. Er komt geen aanvullende wetgeving voor de overgangssituaties rondom de tariefwijziging.
- De Nederlandse sportvrijstelling wordt verruimd.
Latere jaren:
- Het percentage van het eigenwoningforfait wordt verlaagd. De verlaging van het (basis)percentage voor woningen met een waarde van meer dan € 75.000 vindt plaats in drie stappen van elk 0,05%-punt in de jaren 2020, 2021 en 2023. Een uitzondering geldt voor de bijtelling privégebruik voor ondernemerswoningen. Daarvoor geldt de verlaging van het percentage van het eigenwoningforfait niet.
- De tarieven in de tweede en derde schijf (IB/LB) worden de komende jaren gelijkgetrokken met het nieuwe tarief in de eerste schijf (basistarief).
- Het basistarief voor een inkomen tot en met € 68.507 wordt in 2021 37,05%. Het nieuwe toptarief komt uit op 49,5%. Voor AOW-gerechtigden is het gezamenlijk tarief in het eerste deel lager dan in het tweede deel. Daarbij geldt dus een drieschijvenstelsel.
- Vanaf 2020 wordt het tarief waartegen aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aanmerking wordt genomen versneld afgebouwd. De afbouw bedraagt vanaf 2020 3%-punt per jaar (2,95%-punt voor 2023). Per 2023 wordt het beoogde aftrektarief van 37,05% bereikt.
- Voor de volgende aftrekposten gaat vanaf 2020 dezelfde tariefmaatregel gelden als voor aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning:
– Ondernemersaftrek,
– MKB-winstvrijstelling,
– Terbeschikkingstellingsvrijstelling,
– Persoonsgebonden aftrek (zoals alimentatie, zorgkosten, giften, restant pga).
- De tariefmaatregel is alleen van toepassing op belastingplichtigen die zonder dergelijke aftrekposten een belastbaar inkomen zouden hebben in de hoogste schijf. Kort gezegd kunnen de aftrekposten dus tegen een lager tarief (37,05%) gaan dan het tarief over het inkomen (49,5%).
- Het aanmerkelijk belangtarief in box 2 wordt verhoogd naar 26,25% in 2020 en naar 26,9% per 2021.
- De komende jaren wordt het Vpb-tarief verder afgebouwd naar uiteindelijk 16% en 22,25% in 2021.
- Door de tariefsaanpassing in de Vpb worden de percentages in de regeling voor geruisloze terugkeer uit een NV of een BV naar een IB-onderneming ook aangepast. De tariefsaanpassing werkt ook door in de regels voor de innovatiebox.
- Vanaf 1 januari 2020 gaat voor een fiets van de zaak een forfaitaire bijtelling gelden
van 7% van de consumentenadviesprijs. De bijtelling is in ieder geval van toepassing als de fiets voor (een deel van) het woon-werkverkeer ter beschikking staat. - Voor iemand die werkloos is en een ZW-uitkering ontvangt geldt het volgende. Per 2020 telt de ZW-uitkering niet langer mee voor de hoogte van de arbeidskorting. Voor mensen met een arbeidscontract voor bepaalde duur dat is beëindigd, uitzendkrachten die onder het uitzendbeding vallen en zwangeren die geen dienstbetrekking (meer) hebben en zich vóór hun zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek melden, geldt dat de ZW-uitkering niet langer meetelt voor de hoogte van de arbeidskorting én de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Voor mensen die een ZW-uitkering genieten op basis van een door henzelf bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) afgesloten vrijwillige verzekering geldt dat de ZW-uitkering wél meetelt als inkomen dat bepalend is voor de hoogte van de arbeidskorting én de IACK.
- Vanaf 1 januari 2020 wordt de kleinde ondernemersgeling (KOR) in de BTW aangepast. Er geldt een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling met een omzetgrens van € 20.000. De KOR kan ook door BV’s worden toegepast. Bij toepassing van de KOR is geen optie voor belaste verhuur meer mogelijk.
- Afschaffing dividendbelasting per 1-1-2020.
- Schuldverhoudingen van DGA’s met hun eigen BV boven de € 500.000 worden vanaf 2022 belast in box 2. Er komt een overgangsregeling voor de eigen woningschuld.