Lening zakelijk, afwaardering ten laste van resultaat

Een BV richtte in 2004 samen met een andere BV een overnameholding op. Dit in verband met de overname van aandelen van een andere onderneming. In 2005 leende de directeur aandeelhouder (DGA) € 182.000 aan de tussenholding. De DGA van de andere BV leende eveneens €182.000. De opbrengst van de lening werd vanaf 2005, na overleg met de fiscus, in de aangifte van de DGA verantwoord als resultaat overige werkzaamheden (ROW) in box 1. In 2011 waardeerde de DGA de vordering af naar nihil. De fiscus accepteerde de afwaardering niet en stelde dat er sprake was van een onzakelijke lening. In beroep oordeelde de Rechtbank Noord-Nederland dat de lening ten laste van het inkomen afgewaardeerd kon worden. Volgens de rechtbank was er namelijk geen sprake van een onzakelijke lening. De rechtbank stelde daarbij dat op voorhand niet kon worden gezegd dat er sprake was van een onzakelijke lening. De door de DGA verstrekte lening kon niet geheel los worden gezien van de package-deal die met de bank was overeengekomen bij de financiering van de aankoop van de aandelen. De bank eiste namelijk een zekere kapitaalblootstelling door de aandeelhouders. De rechtbank vond ook dat de fiscus niets had gesteld over de ondernemingsactiviteiten en winstverwachting van de overgenomen BV. De prognoses leidden ieder jaar namelijk tot een positief resultaat. De afwaardering was terecht.