De gemeente Den Haag beschikte over een gebouw dat in het verleden dienst had gedaan als bedrijfs- en kantoorpand. In opdracht van de gemeente was het gebouw getransformeerd in een gebouw met ‘kluskavels’, die een woonfunctie of een bedrijfsfunctie konden krijgen. Een toekomstig bewoner kreeg op 6 oktober 2016 een kluskavel. Tot dat moment had de gemeente het pand intern gestript tot casco en waren er diverse werkzaamheden verricht. Met de fiscus was in geschil is of de kluskavel een woning was voor de overdrachtsbelasting. Rechtbank Den Haag oordeelde van wel. De rechtbank wees er daarbij op dat er een omgevingsvergunning was voor het bouwen van een woning. In hoger beroep was Hof Den Haag het met de rechtbank eens dat er sprake was van een woning. Daarbij was het tarief van 2% van toepassing. Het hof stelde echter vast dat het object ten tijde van de verkrijging ook al een woning was. Volgens het hof hadden de door de gemeente tot aan de verkrijging verrichte verbouwingswerkzaamheden er namelijk toe geleid dat de appartementen in het voormalige kantoorpand woningen waren.