Soms komen er van die opvallende fiscale procedures voorbij. Zo was er een over de belastbaarheid van een Ferrari. Een BV kocht zo’n auto in Zwitserland voor € 92.000. De BV berekende een beperkte opslag voor transportkosten en verkocht die auto direct door aan haar directeur voor € 100.000. De fiscus was van mening, dat de reële verkoopwaarde van de Ferrari € 1.500.000 was Er werd een forse aanslag opgelegd en de directeur moest over het verschil van € 1.400.000 belasting betalen. Dat lijkt een logisch standpunt. Want als die auto echt zo’n hoge waarde had, zou de BV erg veel voordeel hebben weggegeven. En dat is dan niet zakelijk. Zo simpel lag het toch niet. De fiscus kon namelijk niet aannemelijk maken dat de BV te weinig had betaald voor de auto. En omdat de BV een zakelijke prijs had betaald, mocht de BV die auto ook voor een vergelijkbaar bedrag doorverkopen aan haar directeur. Daar was niets onzakelijks aan. De opgelegde aanslag kwam te vervallen.
Al eerder was beslist dat zo ook een besparing van BTW mogelijk is. Wanneer de BV een dure auto koopt kan ze de daarbij in rekening gebrachte BTW van de fiscus terugvragen. Wanneer de BV vervolgens de auto doorverkoopt aan de directeur, moet de BV weer BTW in rekening brengen en afdragen aan de belastingdienst. Als de BV de auto voor een laag bedrag verkoopt aan de directeur, bijvoorbeeld voor een bedrag ter grootte van de resterende BPM en vermeerderd met een kleine opslag, is die af te dragen BTW beperkt. Dus dan is er eerst bij aankoop veel BTW terug ontvangen, terwijl er bij de verkoop weinig wordt afgedragen. Volgens de rechter is dat geoorloofd. Wel moet de directeur inkomstenbelasting betalen, wanneer hij een onzakelijk lage prijs betaalt aan zijn BV. Per saldo is dat altijd nog voordeliger dan die auto direct privé aanschaffen. Misschien komt de aanschaf van een Ferrari zo toch nog dichterbij!
Van Vugt & Van Hulten Belastingadviseurs, december 2012