Een BV exploiteerde een franchiseorganisatie in het slagerijbedrijf. Bij haar waren ruim 20 franchisenemers aangesloten. Daartoe behoorde ook een exploitant van drie slagerijen, die daarnaast ook als bedrijfsadviseur werkzaamheden verrichtte voor de BV/franchiseorganisatie. De werkzaamheden bestonden uit het begeleiden van en het geven van vaktechnische adviezen voor exploitatie van een slagerij aan slagers die franchisenemer waren. Hij gebruikte daarbij zijn eigen gereedschap en eigen auto. De onderneming van de bedrijfsadviseur factureerde de vergoeding die de BV/franchiseorganisatie verschuldigd was voor de werkzaamheden van de bedrijfsadviseur. De BV/franchiseorganisatie en de bedrijfsadviseur hadden hun op de werkzaamheden betrekking hebbende overeenkomst schriftelijk vastgelegd. Volgens de fiscus was de bedrijfsadviseur voor zijn werkzaamheden voor de BV/franchiseorganisatie verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat de werkzaamheden voor de BV niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking verricht waren. Er was geen sprake van een gezagsrelatie. De bedrijfsadviseur had volgens het hof inhoudelijk geen aansturing nodig, omdat hij zelf bij uitstek deskundig was. De advisering had betrekking op dezelfde kennis en vaardigheden die hij in zijn eigen onderneming aanwendde. Hij had zijn arbeid voor de BV als zelfstandige verricht. Er waren geen premies verschuldigd.

uitspraak: