In een echtscheidingsconvenant was een aantal van de certificaten van aandelen in een BV, die een agrarische onderneming exploiteerde, aan de ex-echtgenote toebedeeld. In 2012 had de ex-echtgenote haar certificaten aan haar man verkocht voor € 1.000.000. Dit ondanks dat zij van had adviseur te horen had gekregen dat de certificaten (veel) meer waard waren. De fiscus was van mening dat sprake was van een schenking door de ex-echtgenote. Er werd een aanslag schenkingsrecht opgelegd. In hoger beroep oordeelde de rechtbank dat geen sprake was van een gift en dat de aanslag onterecht was opgelegd. Voor een gift moest zowel sprake zijn van de bewustheid van de bevoordeling als van de wil tot bevoordeling. Voor de wil tot bevoordeling was onvoldoende dat de ex-echtgenote de bevoordeling van belanghebbende voor lief had genomen. Uit de overgelegde stukken bleek dat de ex-echtgenote kennelijk liever geld had op de korte termijn dan een wellicht hogere opbrengst op de lange termijn.