Bij twee zaken voor het Europees Hof van Justitie (HvJ EU) stond de vraag centraal of Nederland bepaalde specifieke voordelen van het fiscale eenheidsregime mocht weigeren. Dit vanwege het feit dat een belastingplichtige door een grensoverschrijdende situatie geen fiscale eenheid kon aangaan met een buitenlandse dochtervennootschap. In de zaak over de niet-aftrekbaarheid van een valutaverlies op een Engelse deelneming oordeelde het HvJ EU dat Nederland de aftrek van een valutaverlies in een grensoverschrijdende situatie mocht weigeren. Het oordeel in de zaak over het niet toestaan van renteaftrek door werking van de renteaftrekbeperking van artikel 10a van de Wet Vpb pakte echter voor Nederland negatief uit. Nederland handelde in strijd met de vrijheid van vestiging en moest van het HvJ EU, ondanks de ‘besmette rechtshandeling’, alsnog renteaftrek toestaan.
Reparatiewetgeving wordt ingevoerd.