Een autobezitter betaalde parkeerbelasting in Amsterdam via een app. Voor dit kentekenparkeren had hij via die app vijf voertuigen aangemeld . Op 7 april 2013 parkeerde hij met een van deze auto’s op een parkeerplaats in de gemeente Amsterdam. Per ongeluk meldde hij via de app het kenteken van een andere auto aan. De auto met dat andere kenteken stond op hetzelfde tijdstip met een geldige parkeervergunning elders geparkeerd. De gemeente vond dat door het aanmelden van een onjuist kenteken geen parkeerbelasting was betaald. De gemeente legde een aanslag op. Daarover werd geprocedeerd. De Advocaat-Generaal (AG) was, in navolging van Hof Amsterdam, van oordeel dat de parkeerbelasting voor dit parkeren toch op aangifte was voldaan. De aangifte was niet beslissend voor de uitleg van het begrip ‘betalen’. Volgens vaste rechtspraak was ook het overmaken van verschuldigde belasting een betaling, als daarbij een onjuist aanslagnummer was vermeld. Achteraf kon namelijk blijken welke bedoelingen er waren geweest met welke betalingen. De situatie dat bij de aangifte parkeerbelasting een onjuist kenteken was ingevoerd, die later in bezwaar was uitgelegd en toegelicht, leek daarop. Ook achteraf was ruimte voor uitleg en toerekening van de betaling van de kant van de betaler. Hier kon de betaling worden aangemerkt als betaling van parkeerbelasting voor de geparkeerde auto. De AG heeft geadviseerd het cassatieberoep de gemeente ongegrond te verklaren.