Tijdens een vanaf 30 juni 2009 lopend boekenonderzoek werd op 11 december 2009 vrijwillig melding gedaan van buitenlandse bankrekeningen. Met dagtekening 18 december 2009 en 5 februari 2010 legde de fiscus aanslagen IB/PVV 2006 en 2007 op, zonder rekening te houden met de uitkomsten van het boekenonderzoek en met de vrijwillige verbetering. Met dagtekening 23 oktober 2010 werden navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 en 2007 opgelegd in verband met de vrijwillige verbetering. In november en december 2011 werden navorderingsaanslagen IB/PVV 2006 en 2007 opgelegd. Daarbij werden de resultaten verwerkt van het boekenonderzoek. In hoger beroep oordeelde Hof ‘s-Hertogenbosch dat de fiscus een ambtelijk verzuim had begaan. Er waren aanslagen en de eerste navorderingsaanslagen opgelegd, terwijl het boekenonderzoek nog bezig was. Het was niet van belang dat die aanslagoplegging geautomatiseerd had plaatsgevonden en evenmin dat het verzuim van de fiscus eruit bestond dat, na het besluit om een onderzoek in te stellen, was nagelaten de afdoening van de aangiftes in het geautomatiseerde systeem van de belastingdienst te blokkeren. Ook om andere redenen was navordering niet mogelijk. Er was bij de fiscus sprake van een verwijtbaar onjuist inzicht in de feiten. Van kwade trouw bij de belastingplichtige was geen sprake, omdat de fiscus niet aannemelijk had gemaakt dat uitdelingen bewust niet waren opgenomen in de aangifte en omdat er met betrekking tot het resultaat uit overige werkzaamheden een pleitbaar standpunt aanwezig was geweest. De navorderingsaanslagen werden vernietigd.