Een BV kocht tuinbouwproducten van een Poolse firma. De BV bracht een bedrag als landbouwforfait in de BTW-sfeer in aftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek werden naheffingsaanslagen opgelegd over 2003 en 2004. In geschil met de fiscus was of die aanslagen tijdig waren opgelegd. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat bij niet aangetekende verzending van een poststuk de gevolgen van onduidelijkheid over de verzenddatum voor rekening van de afzender kwamen. De fiscus mocht alle ten dienste staande bewijsmiddelen aanvoeren om de tijdige verzending van de aanslagen te onderbouwen. Er was echter nergens vastgelegd of de aanslagbiljetten daadwerkelijk op de post waren gedaan. De verzending van post door de fiscus was een geautomatiseerd proces. Slechts administratief en steekproefsgewijs werd gecontroleerd of het totaal aantal stukken van een partij was verzonden. De fiscus kon niet aannemelijk maken dat de aanslagen uiterlijk op 31 december 2008 respectievelijk 31 december 2009 ter post waren bezorgd. Daardoor kreeg de BV gelijk.