Een ondernemer overleed begin 2011. Uit 2010 had de ondernemer nog een bedrag staan aan nog niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek. De fiscus weigerde die niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek te verrekenen met de aanslag IB/PVV over 2011. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat dit terecht was. De niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek was wettelijk vormgegeven als een verhoging van de zelfstandigenaftrek in een volgend jaar. Die kon dus alleen worden gerealiseerd in een jaar waarin recht bestond op zelfstandigenaftrek. Omdat de ondernemer door het overlijden in het begin van het jaar niet voldeed aan het urencriterium, was verrekening van de zelfstandigenaftrek 2010 niet mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank was de wet duidelijk en was er geen sprake van strijd met doel en strekking van de wet.