Geen boete ondanks niet aangegeven buitenlandse bankrekeningen

In de vorm van een manvrouwfirma werd in Duitsland een agrarische onderneming gedreven. Medio 2011 werd deze onderneming gestaakt. Tot 11 januari 2012 woonde het echtpaar in Duitsland, daarna volgde remigratie naar Nederland. In het M-biljet over 2012 werd gekozen voor binnenlandse belastingplicht gedurende heel 2012. Ten onrechte waren de saldi van de Duitse bankrekeningen per 1 januari 2012 met een totaal van € 1.984.622 niet in deze aangifte verantwoord. De aangifte was verzorgd door een administratiekantoor. De fiscus legde een navorderingsaanslag op met 25% vergrijpboete. De boete was in geschil voor de rechter. Volgens Rechtbank Noord-Nederland had de fiscus niet bewezen dat er sprake was van samenwerking met het administratiekantoor, waardoor het aan grove schuld was te wijten dat de aangifte tot een te laag bedrag was gedaan. Ook in hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden dat niet aannemelijk was dat de echtgenoten het bestaan van de Duitse bankrekeningen voor hun toenmalige adviseur verborgen hadden willen houden. Ze hadden de fiscale gevolgen van de remigratie en de keuze voor behandeling als binnenlands belastingplichtige namelijk niet volledig overzien. Omdat hun toenmalige adviseur over deze kwestie ook overleg had gehad met een externe fiscalist mochten zij mede om die reden op zijn kennis vertrouwen. Bovendien vond de remigratie na 1 januari 2012 plaats. De saldi waren ten tijde van de verzoeken om informatie door hun toenmalige adviseur inmiddels (bijna geheel) naar Nederlandse rekeningen overgeheveld. Er was geen sprake van grove schuld. Het maakte voor de boete-oplegging niet uit dat hun toenmalige adviseur voor de onjuiste IB-aangifte wel een verwijt kon worden gemaakt. Het beroep van de fiscus werd verworpen.

uitspraak: