Een BV moest stamrechtuitkeringen doen aan de vader van de twee aandeelhouders van de BV. Vanaf 2000 keerde de BV niet uit, maar voegde de stamrechtuitkeringen grotendeels toe aan de vordering van de vader op de BV. De termijnen werden in de aangifte van vader wel aangegeven als inkomsten uit werk en woning. Vader had zijn vordering op de BV ten onrechte aangegeven als een terbeschikkingstelling in box 1. Na ontdekking van deze fout, kwam de fiscus niet tegemoet aan zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. Voor de rechter was in geschil of de fiscus de aanslagen over 2010 en 2011 ambtshalve moest verminderen. In hoger beroep oordeelde Hof ‘s-Hertogenbosch dat de fiscus ten onrechte geen ambtshalve vermindering had verleend voor de aanslagen. Het hof verminderde de aanslag over 2010 ambtshalve met € 1.018 en de aanslag over 2011 met € 1.073.