Een eigenaar van een eenmanszaak beschikte over verschillende auto’s. Die stelde hij tegen vergoeding ter beschikking aan een rijschool, geëxploiteerd in de vorm van een VOF. De eenmanszaak ontving ook een vergoeding van de VOF voor het gebruik van een kantoorruimte en ook voor de dagelijkse gang van zaken. De eigenaar van de auto’s was een van de vennoten van de VOF. De andere vennoten waren instructeurs die de rijlessen verzorgden. Geen van de instructeurs beschikte over een VAR-WUO. In 2010 hadden verschillende instructeurs geluidsopnames gemaakt tijdens vergaderingen, zonder medeweten van de eigenaar van de auto’s. De opnames werden verstrekt aan de fiscus en die legde naar aanleiding van deze opnames naheffingsaanslagen loonbelasting op aan de eenmanszaak. Volgens de fiscus waren de instructeurs namelijk bij hem in dienstbetrekking en waren ze geen IB-ondernemers. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant was het met de fiscus eens. De werkzaamheden van de instructeurs konden niet worden aangemerkt als werkzaamheden verricht in het kader van een eigen onderneming. Ze liepen namelijk geen debiteuren- of ander ondernemersrisico. Hun werkzaamheden bestonden vrijwel geheel uit het verzorgen van de rijlessen. De eigenaar van de eenmanszaak verrichtte de taken op het gebied van de bedrijfsvoering. Volgens de rechtbank waren de instructeurs dan ook bij hem in dienstbetrekking werkzaam. In hoger beroep volgde Hof ‘s-Hertogenbosch dat oordeel van de rechtbank. De instructeurs moesten persoonlijk arbeid verrichten, waar een vergoeding voor betaald werd. Er werd door het hof verwezen naar de verklaringen van de instructeurs en naar de geluidsopnames. Ook was er volgens het hof een gezagsverhouding met de instructeurs. Van belang was dat de instructeurs geïnstrueerd werden door de eigenaar van de eenmanszaak en die hield ook toezicht. De instructeurs waren daardoor feitelijk ondergeschikt. De aanslagen bleven in stand.