Boekenonderzoek wekte vertrouwen op voor ondernemerschap

Een man en vrouw hadden samen verschillende ondernemingen. De vrouw had ook nog een eenmanszaak waarin een belasting- en organisatieadviesbureau werd geëxploiteerd. Bij een boekenonderzoek stelde de fiscus zich op het standpunt dat niet de vrouw, maar haar echtgenoot die onderneming dreef. De vrouw beschikte niet over een gekwalificeerde administratieve, boekhoudkundige en/of fiscale achtergrond. De aan de onderneming verbonden werkzaamheden werden geheel verricht door de man. De vrouw had geen of slechts een te verwaarlozen aandeel daarin. De fiscus vond het onvoldoende dat de onderneming op naam van mevrouw stond en kon daardoor de onderneming niet fiscaal aan haar toerekenen. Voor zowel de inkomsten- als omzetbelasting werd de man als (enig) ondernemer beschouwd. In hoger beroep accepteerde Hof Den Haag het beroep op het vertrouwensbeginsel voor wat betreft het ondernemerschap van de vrouw voor haar eenmanszaak. De fiscus had bij de  man een uitgebreid boekenonderzoek gehouden. Daarbij waren geen kritische opmerkingen gemaakt over het ondernemerschap van de vrouw. Volgens het hof was bij de man hierdoor het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de vrouw als ondernemer voor de inkomstenbelasting zou kwalificeren. Ook was het al dan niet zijn van ondernemer van zodanig groot belang dat dit bij het boekonderzoek niet aan de aandacht van de controleurs kon zijn ontsnapt. Daar kwam nog bij dat de gevolgen van het al dan niet zijn van ondernemer van zodanige aard waren dat het bij enige twijfel aan de juistheid daarvan voor de hand zou liggen om daarover kritische opmerkingen te maken.

uitspraak: