Alleenstaande ouderkorting ondanks postadres

Een tot 5 juni 2013 gehuwde mevrouw had vier kinderen. Een van de kinderen was een in 2010 geboren dochter. In geschil met de fiscus was of mevrouw in 2013 recht had op de alleenstaande-ouderkorting. Mevrouw en haar dochter stonden vanaf 20 maart 2013 in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op een briefadres en niet op een woonadres. Volgens mevrouw was ze door huiselijk geweld en stalking door haar ex-partner genoodzaakt om haar woonadres geheim te houden. Ze verbleef feitelijk met haar dochter op een camping. In hoger beroep oordeelde Hof ‘s-Hertogenbosch dat het criterium ‘woonadres’ uit de Wet Inkomstenbelasting niet zo ver ging dat deze ook gold voor iemand die slechts uit veiligheidsredenen op een briefadres was ingeschreven. De wetgever heeft willen voorkomen dat de alleenstaande-ouderkorting aan beide ouders zou worden verleend. Dit kon zich niet niet voordoen als een ouder en een kind beiden slechts vanwege veiligheidsredenen een briefadres hadden. De taalkundige interpretatie van de wettekst, zoals de fiscus hanteerde, zou tot gevolg hebben dat de alleenstaande-ouderkorting niet kon worden toegekend aan een alleenstaande ouder die vanwege de veiligheid niet op een woonadres was ingeschreven. Dit kon niet de bedoeling van de wetgever zijn.