Voor alcohol geen verlaagd tarief bij all-in prijs horeca

Een exploitant van een horecagelegenheid paste het lage BTW-tarief toe op de alcoholhoudende drank die bij lunches, diners en op het terras werden geserveerd. Het was volgens de exploitant onder andere in de praktijk in toenemende mate ondoenlijk om de omzet voor de BTW te splitsen omdat steeds vaker all-in-one prijzen werd gewerkt. Er zou daarom één BTW-tarief moeten gelden voor de restaurantdiensten, zonder uitzondering van de alcoholische dranken. De fiscus stelde dat het algemene tarief van toepassing was. In beroep oordeelde Rechtbank Gelderland dat de Nederlandse praktijk niet in strijd was met het EU-recht. Het was uitdrukkelijk toegestaan om in het kader van één restaurantdienst twee verschillende BTW-tarieven te hanteren en de levering van alcoholhoudende drank in het kader van die dienst uit te sluiten van het verlaagde tarief. Over de stelling dat het in de praktijk in toenemende mate ondoenlijk was om de omzet voor de BTW-heffing te splitsen, merkte de rechtbank op dat de horeca-exploitant zich tot de wetgever moest wenden als hij het niet eens was met de door de wetgever gemaakte keuzes.

uitspraak: