Afzien van stamrecht niet belast

De directeur aandeelhouder (DGA) van een Stamrecht-BV werd  in 2007 65 jaar. Hij liet pensioenkapitaal aan zijn BV overdragen en de BV bracht de uitkeringen aan de DGA in 2007 ten laste van de pensioenvoorziening. Er werden geen uitkeringen ten laste van de stamrechtvoorziening gebracht. In 2012 legde de fiscus een navorderingsaanslag op over 2007. Het inkomen van de DGA werd daarbij verhoogd met de waarde van de stamrechtaanspraak. Voor het Hof Den Haag was in hoger beroep in geschil of de fiscus een nieuw feit had dat voor navordering noodzakelijk was. Het Hof oordeelde van niet. In 2007 had de DGA tot een fors bedrag zijn aanspraak uit hoofde van het stamrecht prijsgegeven. Die afname was niet tot uitdrukking gekomen in de winst van de BV. Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting had de fiscus de aangifte vennootschapsbelasting niet geraadpleegd. Zou dat wel zijn gebeurd, dan zou de grote afname van de stamrechtverplichting direct waarneembaar zijn geweest. En dat zou weer tot de conclusie hebben moeten leiden dat sprake was geweest van het (belast) prijsgeven van een deel van de stamrechtaanspraak. De fiscus had nagelaten dit goed te beoordelen en de navorderingsaanslag kwam te vervallen.